Soms blijkt het cliché echt waar: dat je boven op een berg een levensveranderend inzicht krijgt. Misschien ging het bij scenograaf Erik Kouwenhoven (1964) in de praktijk iets minder romantisch dan nu voorgesteld, maar het was wel tussen de drakenbloedbomen op een klif van zijn favoriete Canarische eiland, dat hij zijn laptop openklapte en zijn oog liet vallen op een bericht van het Rosa Spier Huis in Laren.

Daarin werden nieuwbouwplannen aangekondigd. Het beroemde woon- en werkcentrum voor oudere artiesten, kunstenaars en wetenschappers zou verhuizen naar een groter gebouw met meer atelierwoningen, meer kunstateliers, meer plek om gemeenschappelijk muziek te maken en een openbare expositieruimte, een beeldentuin en een theater- en concertzaal. De functie van cultureel manager sprak hem wel aan.

Kouwenhoven: ‘Ik tikte die zondag drie voorstellen, stuurde mijn mail vanaf La Palma om elf uur ’s avonds. En de volgende ochtend om half negen had ik een uitnodiging te komen praten.’ Even voor de duidelijkheid: het werd niet een functie van een cultureel manager of programmeur. Daarin bleek het Rosa Spier Huis al voorzien. Het werd uiteindelijk leerling Verpleegkunde MBO Niveau 4. Kouwenhoven had de directie kunnen overtuigen dat hij graag iets in de zorg wilde gaan doen.

Best opvallend voor een vijftiger, die is opgeleid in theatervormgeving aan de Gerrit Rietveldacademie, die in 1996 de Charlotte Köhler Prijs won voor zijn scenografieën (‘eigenlijk levende personages’, aldus het juryrapport) en die meer dan dertig jaar actief is in de voorste gelederen van de podiumkunsten, als scenograaf (onder andere voor Opera Theater Amsterdam), projectmanager, artistiek coördinator (Koninklijke Schouwburg in Den Haag), festivaldirecteur, fondsenwerver en theaterdirecteur (Het Veem Theater in Amsterdam).

‘En nee,’ zegt hij tijdens een interview via FaceTime, ‘mocht alsnog die functie van cultureel manager of programmeur vrijkomen, wil ik niet ruilen. Ik zou het directe contact met de bewoners en de gesprekken tijdens de verzorging niet willen missen. Als zij een fotograaf of kunstenaar noemen waar ze weg van zijn, kan ik daarover echt met hen van gedachten wisselen. Iedereen in de ouderenzorg heeft altijd wel iets met bepaalde cliënten. Zo ik ook. Met een kunsthandelaar die in Zwitserland opgroeide heb ik hele discussies over waarom hij wel van zestiende-eeuwse kunst houdt maar niet van moderne dans. Communicatie in de zorg is heel belangrijk. LSD: luisteren, samenvatten, doorvragen.’

Vanmiddag en dinsdagavond wordt op NPO2 de documentaire uitgezonden Goed oud – leren leven met vergankelijkheid, waarin George Schouten een aantal bewoners van het Rosa Spier Huis volgt, alsook de onrust rond de verhuizing naar het nieuwe gebouw. We zien hoe de ouderdom zich opdringt aan een soefi, een ex-popmuzikant en een muzikaal echtpaar, alsook aan de regisseur zelf. En hoe kwetsbaarheid zich mengt met het uitgangspunt – een leven lang kunst – van het woon- en zorgcomplex dat in 1969 werd opgericht, twee jaar na de dood van de initiatiefneemster, harpiste Rosa Spier.

‘Er zijn hier gelukkig nog geen corona-besmettingen geconstateerd’, zegt Kouwenhoven. ‘Maar het heeft veel impact. De raambezoeken, het beeldbellen, de richtlijnen uitleggen aan dwalers met psycho-geriatische problematiek. Achter het huis staat een tent met een microfoon om geïsoleerd iemand te kunnen zien. Bijna een theatrale verhooropstelling. Bij een bewoner pakte dit traumatisch uit. Het herinnerde hem aan een pijnlijk verleden. Het is extra spannend werken nu.’ Net als elders zijn alle openbare activiteiten geannuleerd. En de opening van het nieuwe Rosa Spier Huis en de beeldentuin is uitgesteld. Maar er zijn ook bijzondere initiatieven. ‘Remy van Kesteren heeft hier in de binnentuin een harpconcert verzorgd. Er is een dansvoorstelling geweest. En ik ben ondertussen al bestempeld als kapper, omdat ik acht bewoners heb geknipt. Als zestienjarige deed ik dat ook.’

Kouwenhoven romantiseert het werk in de zorg niet. ‘Het is af en toe echt bikkelen. Fysiek is het zwaar. Mijn lichaam moet altijd even herstellen. En let wel, het zijn ook ego’s. Ze zijn stronteigenwijs. Maar dat laatste vind ik leuk.’ Hij ergert zich aan de denigrerende manier waarop in de media soms over de verpleeghuiszorg wordt gepraat. ‘Als Hugo Borst het weer over luiers heeft, dan denk ik: man, het is incontinentiemateriaal.’

In feite schept Kouwenhoven nog altijd voorwaarden, zoals hij vroeger deed in de theaterwereld, bijvoorbeeld voor jonge mensen van de mime-opleiding, in het Veem Theater. ‘Maar nu schep ik voorwaarden om te zorgen dat mensen aangenaam hun laatste fase ingaan.’

Kouwenhoven noemt zich meermaals een zondagskind, zowel in de zorg als in het theater. ‘Ik wist op mijn vijftiende al dat ik iets met theatervormgeving wilde doen.’ Via zijn moeder kwam hij toevallig in contact met twee dochters van de Cobra-kunstenaar Tajiri. Een daarvan was theatervormgever. En als kind zat hij altijd door de tekenmap van zijn oma te bladeren. ‘Die is helaas verloren gegaan.’

Op zijn zeventiende begon hij aan de Rietveldacademie, zag de viereneenhalf uur durende voorstelling van Jan Fabre – De macht der theaterlijke dwaasheden – en was verkocht. ‘Met werkbeurzen, startstipendia en stagevergoedingen heb ik mij in de Vlaamse theaterwereld als jonge scenograaf kunnen ontwikkelen.’ Kouwenhoven keerde terug naar Amsterdam, richtte zijn eigen ad hoc dansgezelschap op (Public Affairs) en bekleedde talloze regelfuncties in de theaterwereld. De klap kwam in 2010, toen staatssecretaris Halbe Zijlstra rigoureuze bezuinigingen erdoor joeg. Kouwenhovens functie als artistiek coördinator in de Koninklijke Schouwburg verdween.

‘Rond mijn negenenveertigste heb ik wel gedacht, wat kan ik nog? Ik heb honderden sollicitatiebrieven geschreven. In een callcenter gewerkt, om geld voor goede doelen los te peuteren.’ Het keerpunt kwam met de geroemde scenografie voor het project Wolven (2015, regie: Charles Hens) bij Opera Theater Amsterdam, gespeeld door mannen met licht-criminele achtergrond. Sindsdien heeft hij weer jaarlijks één of meerdere scenografieprojecten onder zijn hoede, de laatste jaren in samenwerking met Marcel Kranendonk. Zoals voor Strindberg en dal (van De Gemeenschap) en Jihad van liefde (van Meervaart en Senf, in samenwerking met het Amsterdams Andalusisch Orkest en George & Eran Producties). ‘Zo spijtig, die voorstelling heeft door de coronarestricties maar heel kort kunnen spelen.’

Zolang als het kan, wil hij decors blijven ontwerpen. ‘Ik zal nooit afscheid nemen van het podium. Die vorm van verbeelding blijft net zo hard nodig als liefdevolle zorg.’ Maar vooralsnog hoopt hij jaren in het Rosa Spier Huis te kunnen blijven werken. Wil hij daar later ook zelf oud worden? ‘Dat kun je beter aan mijn man vragen, Bartjan Bouman. Hij is lifestyle- en interieurjournalist. Mede door hem wonen we in een levensbestendige woning.’


Goed oud – leren leven met vergankelijkheid, documentaire van George Schouten, NPO2, zondag 17 mei 15.25 uur en dinsdag 19 mei, 23.15 uur.