Het is recent een regelmatig voorkomende vorm: de combinatie van twee realiteitslagen waarbij acteurs in en uit hun personage stappen. De Gemeenschap gebruikte de vorm zelf bijvoorbeeld eerder in De Shakespeare club. Maar regisseur Roy Peters en auteur Rob de Graaf weten in Strindberg en dal de gelaagdheid niet overal in verdieping te vertalen.

In deze voorstelling volgen we het repetitieproces van fictieve theatergroep &Co, die als eerste in Nederland het aan August Strindberg toegeschreven Dal in de mist gaat opvoeren. In dat stuk wordt een soldaat, Vlado, ondergebracht in het huis van moeder en dochter Ira en Maren. Het idee is dat er een wisselwerking ontstaat tussen de genderverhoudingen in het stuk en het repetitielokaal, aangedreven door de recente #metoo-beweging die de (machts)verhoudingen op scherp heeft gezet. Maar hoewel de tekst van Rob de Graaf vol zit met pareltjes van zinnen (‘kunst is ook maar gewoon werken en moe zijn’), komt die structuur nergens echt goed tot zijn recht.

Vaak, en zo ook in Strindberg en dal, worden de acteurs wanneer ze uit hun rol stappen met hun eigen naam aangesproken. Het suggereert een realisme dat er feitelijk niet is. Want ook deze ‘acteurs’ zijn personages, gecreëerd door Rob de Graaf die hen woorden gaf. Zo is er de regisseur (Dic van Duin), die met geaffecteerde gebaartjes wauwelt over je bron voelen en volkstheater in Kameroen. Die het constant heeft over visie zonder dat duidelijk wordt wat zijn visie dan eigenlijk is. Er zijn een jongere en een oudere actrice (Henke Tuinstra en Monique Kuijpers), die elk een generatie representeren in de huidige mede door #metoo geïnitieerde omwenteling. Henke de nog ‘kneedbare’ jonge vrouw, Monique als de actrice die het allemaal gezien en meegemaakt heeft.

Vooral die verhouding tussen de twee actrices zit ook al in het stuk in het stuk. Onder het mom van het beschermen van haar dochter tracht Ira Vlado weg te houden bij Maren en zo voor zichzelf in te palmen. Want onder haar afwerende oppervlak brandt een hevig verlangen, of zeg maar gerust onderdrukte geilheid, die haar naar adem doet happen (overigens fantastisch gespeeld door Kuijpers). En Maren verandert door de aanwezigheid van Vlado van een naïef meisje in een zelfstandige vrouw, die uiteindelijk het heft in handen neemt.

Die verhouding wordt door De Graaf gekopieerd naar de realiteitslaag van de repetities, waarin we bij actrice Monique dezelfde beschermzucht zien en tegelijk de verbitterde conclusie dat zij niet langer dat object van begeerte is. En zien we eenzelfde beweging van naïviteit naar zelfbeschikking bij Henke als bij Maren. Het maakt Strindberg en dal wat vlak, omdat de twee realiteitslagen hier elkaar niet uitdagen, maar min of meer herhalen. Daarbij gaat de afwisseling tussen de lagen in grote stukken, waardoor er zelden directe spanning ontstaat tussen de realiteit van het stuk in stuk en die van de repetities.

Uitzondering op die herhaling tussen de lagen is de rol van de man. De zwijgzame en oermannelijke Vlado is, zou je kunnen zeggen, gespleten in twee mannen. Enerzijds de homoseksuele Barnaby (Barnaby Luke Savage), voor wie dat heteroseksuele patriarchaat een vreemd Wonderland is en anderzijds Dic, die er juist for dear life aan vasthoudt en in de veranderende verhoudingen een beknotting van zijn kunstenaarschap ziet. Elk op hun eigen manier zitten de mannen vast in wat ze kennen, terwijl de vrouwen tot wasdom komen, iets dat ook wordt benadrukt in de kostumering van Marrit van der Burgt en Karen de Meijer.

En dan is er tot slot regieassistent Tessa (Tessa Jonge Poerink), die niet wacht op avances, maar ze zelf maakt en uiteindelijk, in een heerlijk bijtende monoloog, afrekent met de man die zijn kunstenaarschap als dekmantel gebruikt voor zijn seksuele drift. Het is het moment dat de ban definitief gebroken wordt, maar dat gebeurt te laat in de voorstelling. Te lang worden de verhoudingen geschetst voor ze op scherp worden gesteld. En wanneer dat dan eindelijk gebeurt, worden ze toch ook weer niet tot het uiterste op de proef gesteld en krijgt uiteindelijk de man hier nog steeds het laatste woord.

Lees ook onze bespreking van de tekst van Rob de Graaf in ons dossier DeClaus Theatertekstkritiek.