Corona mag voor de tweede keer het theaterseizoen hebben verziekt, dat heeft het Amsterdams Kleinkunst Festival en Buma Cultuur er niet van weerhouden om dit jaar weer gewoon de Annie M.G. Schmidtprijs voor het beste theaterlied van het afgelopen jaar uit te reiken. De zes genomineerden zijn afgelopen zaterdag bekendgemaakt.

Zorgvuldig afgewerkte speellijsten waren dit jaar minder belangrijk, ook nummers uit programma’s die nog niet in première zijn gegaan mochten meedingen naar de prijs. Aan de kwaliteitseisen van de liedjes is echter niet getornd.

Jacques Klöters, de vorige juryvoorzitter van de Annie M.G. Schmidtprijs, heeft zich er meerdere keren over beklaagd dat er zo weinig echt grappige liedjes worden geschreven. Natuurlijk worden ze wel geschreven, maar ze zijn de afgelopen decennia nauwelijks met de hoofdprijs beloond. Ook dit jaar is humor onder de genomineerde liedjes een stiefkindje. Alleen Peter van Rooijen heeft met ‘Flikker op met je panache’, een vrolijke uithaal naar iedereen die zo nodig moet leven alsof het de laatste dag is, zijn pen in de humor gedoopt. Alle andere genomineerde tekstschrijvers zijn ernstig, contemplatief of bedroefd. Allemaal kwalitatief hoogstaand, maar ik moest toch even aan Wim Sonneveld denken die in 1973 te horen kreeg van een rauwe Amsterdammer: ‘Daarom vraag ik u af, meneer Sonneberg, waar is de gulle lach op heden gebleven?’

Muzikaal heeft de jury, die naast voorzitter Jurrian van Dongen bestaat uit Cor Bakker, Eva Bauknecht, Jeannine La Rose en Hijlco Span, geenszins voor de makkelijke weg gekozen. Naast enkele meer traditionele kleinkunstmelodieën zijn dit jaar klezmer, jazz, pittige elektronica en cabarock te horen.

Janne Schra: ‘Het enige dat ontbreekt’
Uit het programma: Janne & De Vogels

Tekst: Janne Schra
Compositie: Janne Schra en Tony Roe
Uitvoering: Janne Schra

Ons huis is af
Alleen de plinten moeten nog
We zijn best blij met wat er is
En met wat nooit meer lukken gaat
We hebben vrienden, goeie buren
Een auto zonder kuren
We kijken graag vooruit
En soms zuchtend uit ’n raam
Het enige dat ontbreekt
Is een palletje, een moertje, een deksel dat past
Het enige dat ontbreekt
Is wat zout en iets om naar de kijken in de vitrinekast

Janne Schra beperkte zich jarenlang tot Engelstalige popliedjes, met stevige jazz en folk-invloeden. Nadat ze drie jaar geleden de gedichten van M. Vasalis op muziek had gezet en daarmee optrad met Het Noordpool Orkest, is ze vertrouwd geraakt met het zingen in haar moedertaal. Bij een muzikale hommage aan Annie M.G. Schmidt in Carré zong ze ‘Ik zou je het liefst in een doosje willen doen’, en toen was ze helemaal om.

‘Het enige dat ontbreekt’ is een zalig opzwepend nummer over een vrouw, die eigenlijk alles heeft wat haar hartje begeert en toch het ware geluksgevoel maar niet kan vinden. In een bijna beklemmend rap-stuk gaat ze naarstig op zoek naar de ontbrekende schakel, maar weet ook wel dat die niet te vinden is in een potje mediteren, een dunnere tv, een huisje in het buitenland of een inductiekookplaat. Een mooie beschrijving van een zeurend gevoel van onvrede. Je zou het een Nederlandse versie kunnen noemen van een van de betere nummers van The Rolling Stones: You can’t always get what you want. But if you try sometimes, well, you might find, you get what you need.

Richard Groenendijk: ‘Ik hoop het wel’
Uit het programma: Voor iedereen beter 

Tekst: Jan Beuving
Compositie: Rutger de Bekker
Uitvoering: Richard Groenendijk

En toen gebeurde er precies datgene
Waarvan je denkt: God, is dat vuur nou nog niet uit
In het dorp begon het stoken en het wijzen en het poken
Dat al eeuwen een groep mensen buitensluit

Jan Beuving heeft met ‘Ik hoop het wel’ in feite het script geschreven voor een korte speelfilm. Eerst krijgen we heel uitvoerig het beeld van de werkzaamheden van een bakker in een klein dorp en de veranderingen in de bakkersbranche. Zijn opa bakte brui, wit en volkoren, maar Maarten zorgt voor rustiek, meergranen, tijger, Waldkorn, sesam, casino, spelt en glutenvrij. ‘En er komen ieder jaar weer soorten bij.’ Een ambachtelijke bakker die trots is op zijn werk. Als de supermarkt ook brood gaat verkopen wordt hij ook een meester in het bakken van gebak en taarten, ook al moet hij daarvoor nog een extra uurtje eerder opstaan.

Dan slaat langzaam de sfeer van het nummer om en dat heeft alles te maken met een echte ervaring van Richard Groenendijk. Hij liet bij de dorpsbakker op het Zuid-Hollandse eiland waar hij vandaan komt een taart bakken voor zijn trouwpartij. Groenendijk stuurde de bakker een foto van het gelukkige paar voor de taart, die in de etalage werd geplaatst, omdat men dacht dat het goede reclame zou zijn. Maar in het SGP-dorp was men ontzet dat de bakker blijkbaar ook taarten voor een homostel bakt. Toen Groenendijk bezorgd aan de bakkersvouw vroeg of dat de zaak klanten ging kosten, antwoordde zij: ‘Gelukkig wel.’

Een prachtig verhaal met zoet glijdende begeleiding. Het is te hopen dat die korte speelfilm er komt.

Peter van Rooijen: ‘Flikker op met je panache’
Uit het programma: Liefde, dood & Bob Ross

Tekst: Peter van Rooijen
Compositie: Peter van Rooijen
Uitvoering: Peter van Rooijen

Ik duik niet zat en ongeschoren
Op een doorgesnoven hoer
Rot toch op met je amore
Joie de vivre en bravoure
Drink je wijn, speel met de liefde
Ik drink melk en ik speel squash
Da’s wie ik ben. Nou opgetyft huh!
Flikker op met je panache

Het enthousiasme van de jury over dit lied knalt uit het juryrapport: ‘Virtuoos van taal, met veel grappen onderweg en een steeds venijniger staart. De jury heeft hardop om dit lied gelachen.’ Inderdaad, een ongelooflijk geestig lied met een heldere boodschap: kom op, stel je niet zo aan met dat zogenaamde wilde bohemienleven en zeik de mensen niet zo hautain af, die hun leven in de eerste versnelling leven.

Van Rooijen had het idee voor dit lied al op de Kleinkunstacademie, waar hij zijn medestudenten zich behoorlijk overdreven in het leven zag storten. Van Rooijen zal ‘Mensch durf te leven’, de kleinkunstklassieker van Dirk Witte uit 1917 ongetwijfeld een mooi lied vinden, maar wat is er in hemelsnaam mis met een goede nachtrust en zonder kater opstaan.

In dit nummer zit een dubbele verwijzing naar Jacques Brel. Muzikaal is het opgebouwd tot extasehoogte aan het eind, zoals Brel dat ook vaak deed, maar in de tekst haalt Van Rooijen de levensstijl onderuit die Brel zelf veelvuldig in zijn liedjes bejubelde.

Het zal de taalliefhebbers ook een groot plezier doen dat het in de vergetelheid geraakte woord panache weer tot leven is gewekt door Van Rooijen.

Lisa Loeb: ‘Eten of gegeten worden’
Uit het programma: Extase

Tekst: Lisa Loeb
Compositie: Lisa Loeb
Uitvoering: Lisa Loeb

Want het is eten of gegeten worden
Eten of gegeten
Ken je plaats in de keten
Ken je rol op het schoolplein
Wie jaagt, wie vlucht
Wie deinst terug?
En wie staat op tegen die jongen
die steeds het hardste blaft
Ben je laf, dan je ben je af
Dat is je straf
Want het is eten of gegeten worden
op het schoolplein

Lisa Loeb is inmiddels een vaste klant geworden op het nominatielijstje van de Annie M.G. Schmidtprijs. Als helft van het duo Matroesjka werd ze genomineerd met een nummer over bootvluchtelingen. Vorig jaar was het raak met het eveneens niet al te vrolijke depressielied ‘Mijn Odysse’, en dit jaar gaat het over een ander probleem dat maar niet opgelost lijkt te kunnen worden: pesten op school. (voor de ‘liefhebber’ van dit onderwerp, ga naar de bloedstollend mooie Belgische film Un monde.) Lisa Loeb heeft een scherp-bittere tekst geschreven met bijbehorende felle techno. Je kunt zo’n geweldig nummer alleen maar maken als je uit eigen ervaring put. Het dikke meisje dat meedogenloos door haar medescholieren wordt geslacht. Een keihard en daardoor supergevoelig lied met universele waarde.

Joost Spijkers: ‘Welkom thuis’
Uit het programma: Hotel Spijkers

Tekst: Peer Wittenbols
Compositie: Arend Niks, Joost Spijkers en Andreas Suntrop
Uitvoering: Joost Spijkers

U dacht nog op de dag van uw pensioen:
Vanaf nu; alleen nog leuke dingen doen
Kinderen, kleinkinderen, verre reizen naar de zon
U dacht dat alles opnieuw begon

U dacht dat dat kon

Maar u vergat mij
Ik was al vlakbij
Ik kwam van rechts met de bus uit het niets
U op uw gloednieuwe fiets van links

En zo gaat de ellende maar door. De hoop op iets moois in dit leven wordt wreed vermorzeld door de niets ontziende Dood. De jonge bruid is al op haar huwelijksdag ten dode opgeschreven, want het kwaad zit al in haar bloed, in haar lymfe, haar longen en gal. ‘Trouwlint werd rouwlint.’ Het zesjarige meisje zakt door het ijs. ‘Ik hoef je niet te zoeken, want ik heb je al.’

Vorig jaar verloor Joost Spijkers, vooral bekend als lid van het moderne variétégezelschap Ashton Brothers, zowel zijn vader als zijn bassist. Die treurigheid inspireerde hem tot een ‘vrolijke voorstelling over de dood.’ ‘Welkom thuis’ is een harde monoloog van de meedogenloze Dood, die nog wel een beetje gefrustreerd is dat artistiek begaafde mensen door hun muziek of mooie schilderijen nog een tijdje blijven leven in de herinnering van de levenden. Daarentegen pepert hij de levenden cynisch in dat niet De Dood, maar de medemens de grootste vijand is, want De Dood bombardeert niet en snijdt geen schilderijen aan stukken. Samen met Arend Niks en Andreas Suntrop heeft Spijkers een trage fanfare-dodenmars gecomponeerd die je bij de keel grijpt.

Wende: ‘Bloed in mijn bloed’
Uit het programma: De wildernis

Tekst: Wende en Maaike Martens
Compositie: Wende
Uitvoering: Wende

Er stroomt bloed door mijn bloed
Een rode draad
Die mijn verleden beschrijft
Dromen in mijn aders
Bloedlijn na bloedlijn
Helden en daders

Stapels mannen, stapels verhalen
Stapels vrouwen, kluwen en draden
Bloed in mijn bloed
Even fout even goed

Wende, die al tweemaal de Annie M.G. Schmidtprijs won, graaft in het verleden van haar familie en ontdekt dat er naast de goedzakken ook behoorlijk wat ellendelingen in de stamboom te vinden zijn. Het is een indrukwekkende speurtocht, waardoor ze beseft dat je de erfenis van je voorvaderen niet kan negeren. En krijgt zij flarden in haar persoonlijkheid mee van de man die dertig jaar getrouwd was en een kogel door zijn kop joeg, en daar zijn dochter de schuld van gaf, van een vrouw uit het Jappenkamp, die haar dochter na de bevrijding verloor in een verkeersongeluk, en van een man die zijn kinderen verlaten heeft en naar Suriname vertrok. Een indringend nummer, dat door de hartslag-begeleiding iets angstaanjagends krijgt, maar ook fraai de continuïteit in het leven weergeeft.

Foto Hotel Spijkers door Joost Spijkers: Jaap Reedijk