Ter gelegenheid van de opening van De Nederlandse Dansdagen vroeg het festival vijf kunstenaars hun visie op het theater van de toekomst. Dit is de bijdrage van choreograaf Guilherme Miotto, uitgesproken in de Sint Janskerk in Maastricht op 29 september.

Geef de kunst haar ziel terug. Haar rol als een rituele ruimte waar ons gezamenlijk hart wordt gevierd. Waar onze geest bevrijd wordt van de harde, echte wereld. Een wereld vol harde muren. Binnen de culturele sector zijn wij zelf tegenwoordig ook specialisten in het bouwen van muren:

Professionele kunst
Participatie Kunst
Therapie Kunst
Amateur Kunst
Sjamanisme Kunst
Inclusieve Kunst
Hoge Kunst
Lage Kunst
Educatie Kunst
Commerciële Kunst
Hedendaagse Kunst
Klassieke Kunst
Moderne Kunst
Postmoderne Kunst
Absurdistische Kunst
Futuristische Kunst
Digitale Kunst
Straat Kunst
Woord Kunst

(En de lijst is nog langer………)

Het is uiteraard onvermijdelijk en wenselijk dat wij dingen blijven uitvinden. Zolang alles maar bevraagd mag worden en gebruikt mag worden als voedingsbodem voor weer nieuwe ontdekkingen. Let er daarbij op dat kunst geen absolute definitie krijgt, geen eigendom van iemand of iets wordt.

Hoe absurd zou het klinken als iemand of iets zou beweren de wetenschap of de zorg of het onderwijs of de veiligheid te bezitten. Hetzelfde geldt voor het theater en voor de kunst in het algemeen. Het zal altijd work-in-progress moeten blijven, een voortdurende zoektocht. En net als die van de wetenschapper, is het de plicht van een kunstenaar mensen te blijven bestoken met de kracht van hun eigen nieuwsgierigheid.

Om theater en kunst dichterbij iedereen te brengen, zouden we het woord ‘kunstenaar’ kunnen vervangen door de term kunstbeoefenaar. En aan die kunstbeoefenaars zouden we de missie mee moeten geven om iedereen eraan te helpen herinneren dat zij zelf ook kunstenaars zijn. Het theater zal dan de plek zijn waar iedereen elke dag de maakkracht in en van zichzelf kan activeren.

Wat mijn voorstel voor het theater van de toekomst kenmerkt, is een transitie vanuit een egocentrische vakhouding naar een persoonlijk betrokken aanpak. Een integrale aanpak waarbij onze hele sector als een ondeelbaar geheel gezien wordt. Een visie waarbinnen gevestigde theaterpodia niet langer vanzelfsprekende leveranciers van kunst zijn, maar plekken waar iedereen zich welkom voelt. Waar mogelijkheden zijn om te verkennen.

Het volgende richt ik specifiek tot de theaterpodia, die de toeschouwers als consumenten moeten benaderen en het kunstwerk als een product moeten verkopen. De keuze om de kunstbeoefenaar en het publiek naast elkaar te zetten als aanbieder en afnemer, zorgt voor een afstandelijke rol voor het theater zelf, een rol van intermediair, steriel en neutraal als een winkelcentrum. Dit is een no man’s land, niemands huis. Iedereen is gast, terwijl dit het tegenovergestelde zou moeten zijn: iedereen zou er zich thuis moeten kunnen voelen. Daarom slaat volgens mij de huidige benadering de plank volledig mis.

Op die manier geef je elke keer weer een heel doelgerichte opdracht aan kunstbeoefenaars, om kunst te maken die de zelfgecreëerde afstand tussen kunstwerk en publiek probeert te overbruggen. Deze dynamiek herhaalt zich steeds opnieuw, als in een tredmolen van aanbod en afname van theatrale handelswaar. Keer op keer, steeds opnieuw, een copy & paste van goed geoliede machines, verschillende thema’s en kostuums die steeds maar weer hetzelfde proberen te doen.

Elk theatergebouw zou beschouwd moeten worden als een publiek domein, niet speciaal gemaakt voor een theaterpubliek, maar geschikt voor een basale behoefte, net als onderwijs, zorg, veiligheid en openbare hygiëne. Deze behoefte om jezelf te laten horen en jezelf te laten zien, is net zo basaal als je behoefte te leren, je behoefte om gezond te zijn, je behoefte om je veilig te voelen, je behoefte om geen stank te ruiken.

Gelukkig, samen met de theaters van de toekomst, trekken verschillende mensen en organisaties vanuit diverse domeinen samen op, om ervoor te zorgen dat de behoeften in ons om samen te zijn en met elkaar te delen vervuld wordt. Wijkcentra, buurthuizen, scholen, bejaardentehuizen, gemeentehuizen, jongerencentra, gymzalen, kenniscentra, fondsgebouwen, provinciehuizen, scholen, ziekenhuizen, bibliotheken, etcetera. Allemaal plekken waar mensen over het algemeen voor elkaar instaan.

Dit denken zal door moeten dringen tot in de kunstopleidingen. Zorg dat studenten begrijpen dat zij de verantwoordelijkheid hebben om de maatschappij te blijven voeden met nieuwsgierigheid en vrijheid. Inspireer studenten om dienstbare kunstbeoefenaars te worden, met meer betrokkenheid gericht op de wereld in plaats van gericht op egocentrisch ingerichte types, zowel binnen als buiten de bubbel van de gevestigde kunst- en cultuursector.

Met een jaarlijks nieuwe aanwas van jonge mensen die zich graag willen laten opleiden tot kunstprofessionals, in combinatie met zo’n indrukwekkend netwerk aan publieke gebouwen, is Nederland begiftigd met een geweldige kans. Mijn voorstel, heel concreet, is om artistieke hubs op te zetten in elk van deze publieke gebouwen in elke wijk in Nederland. Stationeer kunstbeoefenaars en kunstbeoefenaars-in-opleiding in al deze hubs die zich verspreiden door alle 342 gemeenten in Nederland. Geef de kunstbeoefenaars de opdracht om een podium te bieden aan iedereen die daar behoefte aan heeft. Elk publiek gebouw kan gezien worden als een podium, als een ontmoetingsplek, als een zelfontwikkelingsplek, als een verlenging van school en andere opleidingen, een plek voor onderzoek, voor nieuwsgierigheid, voor iedereen.

En, zeer belangrijk, met het aanmoedigen van het werken met non-professionals bedoel ik op geen enkele manier dat theatraal vakmanschap geschrapt zal moeten worden. Integendeel. Wat ik wel bedoel, is dat professionals hun werk en kunde op een veel bredere schaal kunnen delen en hun artistieke ambities veel verder gaan ontwikkelen dan alleen in eigen kring. En dan niet om die arme kunstbeoefenaar een beter verdienmodel te bieden, maar om de kracht van de kunsten aan de basis van de samenleving te leggen.

Met gevestigde theaters, schouwburgen, enzovoorts, als lokale hoofdkwartieren waarin alle artistieke hubs elkaar kunnen opzoeken, krijgen we in de theaters levendige ontmoetingsplekken in de kernen van onze steden. Plekken waar ervaringen met elkaar gedeeld kunnen worden. Waar werk getoond wordt in de genereuze geest van het delen.

Ik rond het af.

Vrij van alle beperkingen van de kunstwereld of de kunstscene of hoe je het ook wil noemen, en als een integraal onderdeel van de collectieve sector en onze verzorgingsstaat, zullen de kunst en het theater in veel opzichten enorm kunnen bijdragen aan het werk dat ons te doen staat om een menselijker samenleving te bouwen. Om een paar voorbeelden te noemen: in de samenwerkingen met scholen zal dit plan kunnen bijdragen aan de oplossing van het lerarentekort, in samenwerking met scholen in aandachtswijken zal het kunnen bijdragen aan een meer gelijkwaardige samenleving, in de samenwerking met jongerenwerkers en jongerenzorg zal het kunnen bijdragen aan het opbouwen van een netwerk voor jongeren voor wie het minder vanzelfsprekend is om mee te doen in de samenleving, in de samenwerking met bejaardentehuizen zal het kunnen bijdragen aan de kwaliteit van leven, in de samenwerking met diverse verenigingen en groepen verspreid in verschillende stadsdelen zal het kunnen bijdragen aan minder vanzelfsprekende maar toch noodzakelijke ontmoetingen.

Misschien moeten we hard nadenken over een op termijn mogelijke paradigmaverschuiving in de kunstbeleving.

Ik zie het theater in de toekomst als een ontmoetingsplek waar de werkelijkheid weer gedroomd durft te worden met en voor elkaar en het ziet er schitterend uit. Maar jongens, echt, laten we met zijn allen proberen de kunst zijn ziel terug te geven. Veel meer mensen hebben hier nood aan, veel meer dan de clubs die wij hier vaak voor ons zien.

Ik eindig met een citaat uit De Verdeelde Nederlander, een recent boek van Sjoerd Beugelsdijk: ‘De oplossing komt dichterbij als Nederlanders vrijheid niet meer zien als alleen een individueel recht, maar ook als een collectieve plicht’

 

foto Sjoerd Derine