Een nieuwe hang naar grote denkers lijkt zich over het Nederlandse theaterlandschap te verspreiden. Waar ITA Freud van Jean-Paul Sartre speelt, over het leven van de welbekende neuroloog en grondlegger van de psychoanalyse, daar duiken Vincent van der Valk en Casper Vandeputte, op hun beurt, in het gedachtengoed van de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche. Het resultaat is de toneeltekst en voorstelling Immens.

Ik zal me voor deze bespreking enkel tot de tekst richten, die op Oerol in première ging en dankzij zijn grote succes nu op tournee langs de Nederlandse theaters mag.

Gisteren zei ik het zo
Het zou goed kunnen dat ik straks geen mens meer ben
Maar een wens
Misschien zelfs wel
Immens
Laat me dan een onmens zijn
Eerlijk
Echt eerlijk
Tot ik het niet meer verdraag

Friedrich Nietzsche is bij velen bekend om zijn extreme denken. Hij staat bekend om zijn bepleiting van de dood van God, en – niet te vergeten – om zijn aforisme What doesn’t kill you, makes you stronger, welke een vreemd soort eigen leven is gaan leiden. Geïnspireerd door Schopenhauer, wiens metafysica van de wil hij min of meer overnam, koos Nietzsche voor een ‘dionysische’ levenshouding (in plaats van de ‘apollinische’ die Schopenhauer bepleitte) als een bevestiging van de levenswil. De strijdlustigheid ervan werd volgens Nietzsche belichaamd door de Übermensch: het levende resultaat van een voortdurende bevestiging van de wil tot macht. Dit concept besprak hij uitvoerig in zijn Also sprach Zarathustra, dat ook in Immens een belangrijke rol toebedeeld krijgt doordat de acteur eruit voor laat lezen. Tot zover deze Wikipedia-kennis, want ook zonder is Immens een interessante toneeltekst, waarvan ik hieronder een en ander zou willen uitlichten.

In Immens leren we Fritz – verwijzend naar Friedrich Nietzsches bijnaam – kennen. Een personage dat verdacht veel doet denken aan de filosoof, maar eerder een belichaming van zijn ideeën is, dan de historische persoon zelf. Het personage kondigt aan het begin van de tekst aan dat hij net één dag is begonnen met eerlijk zijn. ‘There is an alternative / And the alternative is Fritz.’ Hij heeft zijn oude leven achter zich gelaten en stelt zichzelf voor de uitdaging vanaf nu volledig eerlijk te zijn. De vraag die hij daarbij stelt is: ‘hoeveel waarheid verdraag ik?’

Fritz’ filosofisch pleidooi is opgedeeld in vier delen. Die delen zijn vervolgens opgedeeld in paragrafen, met elk een eigen titel: ‘Drie categorieën’, ‘Ik ben Fritz’, etc. De verschillende paragrafen behandelen een eigen thema, voelen aan als kortverhalen of gedichten. Bovendien maakt de tekst gebruik van opvallende zinsopbrekingen, zoals blijkt uit onderstaand citaat, waarmee de poëtische kwaliteit van de zinnen nog extra wordt benadrukt.

Wel grappig trouwens
Dat die planeet aarde zo weinig over het heelal zegt
Toch
Hoe weinig gelijkenissen
‘Jouw wereld’
Met
‘Het geheel’
Vertoont
Maar goed
Ik
Ben
Fritz

Het eerste deel bestaat uit een introductie van het karakter Fritz, van zijn manier van denken en zijn meningen tegen van alles. Deel twee (wat zich in de originele versie op een andere locatie afspeelt) zet in op de afhankelijke aard van de mens en Fritz’ negatieve gevoelens hiertegenover. Hij waarschuwt het publiek vooral niet in hem te gaan geloven: ‘Het grote gevaar van dit soort situaties / Is dat jullie in mij gaan geloven.’ Hij introduceert zijn proces van ‘ontmenselijking’ en van het leven naar een nieuwe god, daarmee de ‘ficties van het mens-zijn de oorlog verklarend’. Die nieuwe god is ‘Het immense’.

Onderwerpen als de ‘vrije wil’, ‘schuld en tragiek’, ‘waarheid’ en ‘de ander’ passeren vervolgens de revue. Als in een filosofische onemanshow pakt Fritz de onderwerpen op, bekijkt ze van verschillende kanten, laat er een talige creativiteit op los en vermorzelt ze vervolgens met zijn hamer. Telkens komt het erop neer dat de waarheid maar een verhaal is, ‘en dat verhaal is een gevaarlijke cocktail van de bedrieglijke ingrediënten oorzaak, gevolg en conflict.’ ‘Want weet je wat een verhaal doet’, stelt Fritz, ‘Een verhaal liegt / Daar ben ik heel eerlijk over.’

En met mijn sloophamer
Werp ik al die ideologische standbeelden omver
Met mijn gedachtendynamiet
Blaas ik al die kerken op
Kom, taal, wat kan er nog meer kapot?!

Friedrich Nietzsche, de filosoof met de hamer, wilde oude ideeën doorbreken en met de slag van zijn hamer de ruimte creëren voor een nieuwe soort mens: de Übermensch. Iemand die de ideeën van christelijke moraliteit en absolute waarheid achter zich zou laten en sterk genoeg zou zijn om het leven recht in de ogen aan te kijken, zoals het echt is: ‘Eerlijk / Echt eerlijk’. ‘Dat de mens de gehele verantwoordelijkheid voor zijn daden zelf draagt / En dat God / Wereld / Voorouders / Toeval / Maatschappij / Daar niks mee te maken hebben.’ Sterk misbruikt door de nazi’s, draagt de term Übermensch tegenwoordig een sociaal nationalistische connotatie. Vandeputtes en Van der Valks introductie van de Immens in relatie tot Nietzsches gedachtengoed, lijkt zijn oorspronkelijke betekenis van de term te dekken en daarin voornamelijk de grootsheid (het immense) en de onmenselijke onafhankelijkheidsdrang, die in het idee verscholen liggen, te vangen.

Vanaf deel drie wordt de grootheidswaanzin van Nietzsche ook audiovisueel naar het podium vertaald door niets minder dan een 30-koppig koor, wellicht verwijzend naar Nietzsches favoriete kunstvorm: opera. Het koor staat in dienst van Fritz’ woorden, deze bekrachtigend door herhaling van één tot enkele zinnen. Wanneer het in paragraaf 3.2 gaat over Fritz’ kindertijd, (de dood van) zijn Vader (de hoofdletter maakt de betekenis van deze ‘vader’ diffuus) en het liedje dat hij zong, ondersteunt het koor Fritz met het zingen van Vader Jakob.

De meerstemmigheid die de tussenkomst van het koor veroorzaakt, katalyseert tegelijkertijd de geleidelijke ontsporing van Fritz’ gedachtegangen. Het is het resultaat van zijn grootheidswaan, de migraineaanval die hem aan het eind van Deel 2 treft, of van de dementie waarmee Nietzsche op latere leeftijd te maken kreeg.

In Immens ontmaskert Fritz in één stroom van woorden ons idealisme, onze hang naar verhalen en de liefde, en ons geloof in een vrije wil. Hij schuwt hierin niet de toeschouwer direct aan te spreken, waarbij de theatrale situatie, vol van uit goedgemanierdheid tot stand gekomen conventies, ‘tussen de bedrijven door’ niet aan een hamerklap ontkomt:

Als je het niet tof vindt dan moet je gewoon weggaan
Niet uit medelijden blijven
Dan ontneem je me iets
Mijn gevoel van eigenwaarde

De arrogante toon, die Fritz’ uitspraken tekent, is ook voor de historische persoon van Nietzsche kenmerkend. Sprekend voor zijn megalomane attitude, gaf Nietzsche de hoofdstukken van zijn autobiografie (Ecce Homo) titels als ‘Waarom ik zo wijs ben’, ‘Waarom ik zo slim ben’ en ‘Waarom ik zulke goede boeken schrijf’. De grootheidswaanzin van de filosoof ligt in de teksten van Fritz gevangen, zoals onder andere uit bovenstaand fragment blijkt. Dat deze waanzin hem zelfs buiten zichzelf drijft, wijst uit de passages waarin hij in derde persoon spreekt:

Om Fritz waardig en naar behoren
Te benoemen
Is door hem bovenmenselijk
Te verklaren
Gezonder dan de gezondheid zelf
En als wij de moed hebben
Om net als hij
Te gaan scheppen
Met gezonde geest
Zal misschien op een dag
Het bovenmenselijke
Eindelijk menselijk geworden zijn

Door de beschrijving van twee personages met de naam ‘Fritz’ en ‘een presentator’ in de dramatis personae, alle drie gespeeld door één acteur, komt deze derde persoonsvorm en het idee van ‘buiten zichzelf treden’ meermalig terug in de tekst. In lijn met het eerdergenoemde gevoel van een filosofische onemanshow, die de tekst oproept, worden er situaties uitgespeeld waarin de ene Fritz een dialoog voert met de andere Fritz, of een van de Fritzen met een presentator. Hierbij vraagt de tekst de enige acteur snel tussen personages te switchen. Fritz spreekt met Fritz, over Fritz en tegen Fritz. Fritz is Fritz, maar Fritz gelooft ook in Fritz. Fritz is een personage en een idee, een overtuiging en een voorstelling, een verhaal bovendien (‘Een verhaal dat ik ik noem’).

Het kortste en laatste deel staat in het teken van de theatergod Dionysos. Als een epiloog van de tekst benadert Fritz de toeschouwer en ontleedt hij de rol die deze speelt in de theatrale situatie. Hij confronteert zijn publiek met het verlies van ‘De zin / De noodzaak / Het heilige moeten / Een roeping / Een droom / Een hoop op / Een hiernamaals / Een eindpunt / Een goed komen / Een goed doen / Een kwaad verslaan / Saamhorigheid.’ Tegelijkertijd dwingt hij de toeschouwer met zijn woorden tot een gevoel van catharsis: ‘Moet je nu huilen / Je lijdt hè / Ja je lijdt’.

Kritiek leverend op het pathologische begrip van Aristoteles, uitte Nietzsche zich in zijn De geboorte van de tragedie fel tegenover het concept van catharsis, een concept dat niet rijmt met de onafhankelijkheid die Nietzsche in zijn ideale mens zag. Tegelijkertijd laat de acteur het personage ‘Fritz’ in dit deel langzaam van zich afglijden, waardoor een extra laag aan transparantie van theatrale conventies aan het oppervlak komt.

Fritz is aan het oplossen
Zijn gedachten raken op
Zijn gevoel aanwezig te zijn neemt af
Straks staat hier alleen nog de mens die Fritz
liet spelen met zijn lijf en leden
En is Fritz opgelost

Als een soort demon die in hem heeft huisgehouden, is het volgens de acteur die Fritz vertolkt in de epiloog afgelopen en schudt hij Fritz, als denkbeeld, als gedachtengoed, als perspectief én als personage weer van zich af.

Geef Fritz zijn eind
Jullie weten wat jullie te doen staat
Jullie hebben al vaak genoeg het spel gespeeld
Een applaus is geen bedankje
Het is een daad van zelfstandigheid
Fritz
Je hebt mijn dans even geleid
Maar nu ga ik zelf weer verder
Applaudisseer Fritz van je af
Klap jezelf weer van jezelf

De denkwijze en daarmee de voorstelling én het verhaal dat Fritz ‘Fritz’ noemt, wordt de toeschouwer aangeboden, niet opgedrongen, zeker niet aangeleerd of opgelegd. Uit de laatste tekstregels blijkt dat Immens een presentatie van een manier van denken was, waarna de toeschouwer vervolgens de vrijheid krijgt ermee te doen wat hij/zij wil, zelfstandig en op een eerlijke manier.

Klap me weg
Maar niet doen voor mij hè
En ook niet omdat iemand anders het doet
en het zo raar voelt om het dan niet te doen
Doe het omdat je wil klappen
Applaudiseer Fritz naar de plek waar jij hem
hebben wil

Met deze slimme benadering weten Vandeputte en Van der Valk op een theatraal erg interessante manier om te gaan met Nietzsches toch ietwat dubieuze denkbeelden. Immens is een tekst waarin veel verscholen ligt, maar naast een analyse ervan vanuit het perspectief van Friedrich Nietzsches filosofische overleveringen, is het een erg mooie, muzikale en interessante tekst die speelt met vragen als: Waar blijft de mens achter zijn overgeleverde filosofische ideeën? Immens is een tekst die op zichzelf staat, als leesvoer erg prikkelend is, maar vooral in de uitvoering ervan speelt met de theatrale vorm en alle verhalen die daar dan weer omheen hangen. Fritz is een idee, een personage, een voorstelling:

En nu moeten jullie dit niet gaan psychologiseren
Er een verhaaltje van gaan maken met een oorzaak en een gevolg
Dit heeft te maken met de waarheid en niets anders

‘Niet(z)s(che) is waar’ en hoewel er nog zoveel meer over deze tekst te schrijven valt, wil ik het daar voor nu dan ook maar bij laten.

Lees hier onze recensie van Immens door Theater Utrecht op Oerol.