And then the doors opened again is een verzameling reacties op de vraag die theatermaker en onderzoeker David Weber-Krebs stelde aan een brede groep mensen werkzaam in de podiumkunsten: wat gebeurt er als jij straks voor het eerst weer een theater bezoekt? Hij stelde de vraag per e-mail tijdens de eerste golf van de coronapandemie, in april 2020. Er kwamen 75 antwoorden.

Het boekje, dat verscheen bij uitgever Onomatopee, is vrij sober maar zeer effectief vormgegeven door Bonsma & Reist. De zwarte letters van de titel en viereneenhalve regel intro staan in reliëf op de witte voorpagina, en dat is de enige franje. In het binnenwerk vind je de bijdragen van Weber-Krebs zelf op zwart papier, en die van zijn respondenten op wit. Ook de opzet is rechttoe rechtaan: de bijdragen staan gegroepeerd op volgorde van binnenkomst. Een no-nonsense aanpak die alle ruimte laat voor de verbeeldingskracht die spreekt uit de 75 bijdragen.

Weber-Krebs stelde maar één voorwaarde aan de antwoorden; ze mochten niet langer zijn dan 1000 woorden. Er kwamen berichten van theatermakers, choreografen, critici, curatoren, dramaturgen, regisseurs, vormgevers, onderzoekers, performancekunstenaars, danswetenschappers en producenten. De een leverde een paragraaf tekst in, de ander benutte de volle duizend woorden, maar er zijn ook tekeningen, foto’s en transcripties van voicemailberichten en sommige bijdragen zijn een combinatie van dit alles. Kunstenaar Irena Radmanovic verzorgde zelfs een soundtrack bij haar beeld en tekst, van ‘I don’t give a fuck’ van Peachez tot Paul McCartney’s ‘Live and let die’. Componist en performancekunstenaar Asa Horvitz schreef een no-manifest van vijf pagina’s IN HOOFDLETTERS.

Die afwisseling maakt het heel prettig lezen. Wel is het aan te raden om telkens maar een paar bijdragen te lezen en niet te proberen in een weekend het hele boek door te ploegen: dan duizelt het je van de beelden en krijg je niet mee wat voor doordachte ideeën over de samenleving er te vinden zijn, wat voor onvermoede toekomstvisioenen, wat voor rake vragen er worden gesteld over de staat van de kunst in tijden van neokapitalisme. Wat te denken van het idee voor een ‘fabrique des arts vivants’ van het Zwitserse far°?

Inmiddels beleven we voor de derde keer een sluiting van de theaters in Nederland, met nog minder uitzicht op een goede afloop dan eerst. Met wat we nu weten is het wrang om terug te lezen dat we er vorig jaar toch op hoopten dat het in of na de zomer klaar zou zijn. Een optie die ook voorbij komt in And then the doors opened again is dat de deuren helemaal niet meer open zullen gaan. Zo voelt het ondertussen weleens.

Maar zelfs als dat zou gebeuren, dan is dat nog steeds niet het einde van de podiumkunst, volgens Michael Simon die zijn robot-ik zal laten kijken naar de robotversie van Thomas Melle in Uncanny Valley. Of toch wel? Lees Jan Philipp Possmanns bijdrage waarin hij schetst hoe ‘Academic art plays little to no part in the lives of most citizens’. Als de ruimtes waarin kunst wordt gemaakt en getoond, de galerieën, musea, theaters, nu nodig zijn voor andere dingen zoals de opvang van zieken of daklozen, wat zijn dan de argumenten straks om ze nog terug te krijgen? De bijdrage van Kopano Maroga geeft zulke vragen een scherp postkoloniaal reliëf, als hij zegt dat het op het zuidelijk halfrond door de culturele expansiedrift überhaupt al haast onmogelijk was om kunst te maken zonder hulp van westerse instituten.

En zo gaat het boek, dat begon vanuit een door de coronapandemie opgedrongen vraag, over iets veel existentiëlers: de antwoorden gaan veel verder dan alleen een voorstelling van de opluchting en blijdschap als alles weer mag. Ze tackelen wat het betekent om te leven zoals we nu doen: met angst, met onzekerheden, de dreiging van de dood; met opgelegde beperkingen, fysiek afgesneden van anderen. Alles bij elkaar vormen de 75 gedachtenspinsels een waardevolle filosofische bespiegeling over deze bizarre tijd.

And then the doors opened again, David Weber-Krebs, uitgegeven bij Onomatopee, 287 pagina’s, 12 euro. Ook verkrijgbaar bij coproducent Theater Rotterdam.