‘Stemkunst’ is hot, er tekent zich een doorlopend onderzoek af in de hedendaagse dans. In navolging van Marlène Monteiro Freitas onderzoekt de jonge performancekunstenaar Flora Detraz de relatie tussen lichaam en live gecreëerde soundscapes. Ze presenteerde haar resultaten in twee theatraal aankleedde korte solo’s. 

In de jaren zestig ontwikkelde Meredith Monk haar experimentele zang, geïnspireerd door de Dada en drijvende op de Fluxusbeweging van destijds creëerde ze van haar stem een instrument. Monk kwam uit een muzikale familie maar wat velen niet weten is dat ze haar unieke vorm vond vanuit haar fascinatie met beweging. Intussen groeit onder een nieuwe generatie ‘bewegers’, de aandacht voor de stem. Fijn, we willen nogal eens vergeten, dat het een deel is van het lichaam.

In het Nederlands en Vlaamse werkplaatcircuit groeide de Zweedse Alma Söderberg uit tot een specialiste op dit vlak. Op de internationale podia is het werk van de Portugese Marlène Monteiro Freitas na haar overweldigende debuut niet meer weg te denken, vorig jaar nog opende ze het Utrechtse SPRING festival. Flora Detraz is een van Freitas’ performers, ze volgde haar dansopleiding in Frankrijk en danste onder meer bij Maguy Marin. In het kielszog van Freitas ontwikkelt ze inmiddels ook haar eigen werk. In een dubbelprogramma presenteerde Detraz in Utrecht twee solo’s; Gesächt – een ultrakorte solo – is een simpele ode aan bariton Dietrich Fischer Dieskau, de tweede Tutuguri is geïnspireerd op een gedicht van Antonin Artaud.

Gesächt vangt aan met een donker beeld waarin een rode gloed het gordijn van langwerpige houten objecten subtiel uitlicht. We horen de stem van zanger Dieskau, die ook een gerenomeerd dirigent was. Daarna komt Detraz op met een zwart podiumdeel. Haar make-up en kapsel met hoog opgeprikt haar doen sterk denken aan het werk van Freitas. Op het plateautje typeert ze met een aantal poses en armgestes het archetype van de dirigent, zij het met de mond wagenwijd open. In een tweede deel van de solo beweegt ze haar hoofd zo snel op en neer dat ze in trance lijkt te geraken, het slijm rolt zelfs uit haar mond. Ze laat het lopen om vervolgens een fanatiek, dadaïstisch gesprek te voeren met haar publiek. Het zijn allemaal aanzetten van een vorm, die naar meer smaakt.

In de tweede solo krijgen we die portie ‘meer’, al is de uitwerking van dit stuk ook nog bescheiden. Detraz’ ontwikkelingen zijn nog pril, we mogen vooral snuffelen aan haar taal en die is fascinerend. Oerklanken van dieren komen voorbij, net zo goed als stadsgeluiden en herkenbare woorden die betekenis creëren. Uit een breed scala van technieken weet Detraz een complete soundscape te creëren, die ondersteund wordt door mimische lichaamsposes.

Potentie heeft het materiaal wel en humor ook, maar als het gaat om betekenis dan blijft Tutuguri ondanks enkele herkenbare beelden hangen in de abstractie. Detraz trekt de strategie van Artaud door, die in zijn gedicht vooral uit was op een vertaling van rituele bezetenheid. Misschien was Tutuguri nog te kort om echt mee genomen te worden in dat ritueel.

Foto: Pablo Lopez ALTA-82