‘Bij Hoevelaken linksaf!’ Jawel. De terrasjesmens ontwaart een slinger mensen die zich met tastende kleine passen in polonaise-stijl door het centrum van de stad bewegen, en hij vindt er iets van. ‘Je hoeft je niet te schamen hoor, je loopt heus niet voor gek!’ De slinger mensen is het publiek van Benjamin Vandewalles Walking the Line, te zien tijdens SPRING-festival. Deze editie is het een van de vele voorbeelden van werk dat gesitueerd is in de publieke ruimte en dat het publiek actief betrekt.

Maar het is publiek dat een groot deel van de wandeling met de ogen dicht loopt. En als de ogen wel open mogen is alleen te zien wat binnen het rechthoekige kader van een speciale bril valt. Die grapjas, we krijgen hem niet te zien en misschien wel daardoor glijdt zijn grap gemakkelijk van je af. Wat we wel zien zijn details die zich in alle traagheid openbaren: een muur van onregelmatig gevormde oude bakstenen, niet allemaal gelijk van kleur ook, een diagonale scheur in de muur, een bloeiende plant in een zwart zinken pot, een winkel met toeristenkaas, een rondvaartboot in de gracht, een boomkruin vol fris, groen blad.

Het is ook publiek dat tegelijk performer is. Want het geeft dus nogal wat bekijks om zo, als een halfblinde slinger, door de publieke ruimte te bewegen. Op de een of andere manier hebben wij in onze slinger die zich niks aantrekt van andere weggebruikers, rijrichting of voorrangsregels een keuze gemaakt die het effect heeft van een politieke daad. We leggen een systeem bloot. De vragen die je om je heen hoort, maken heel duidelijk dat er regels gelden in die publieke ruimte en dat wij daarvan afwijken. Wie bepaalt die regels, wat houden ze in en wat gebeurt er met je als je je er niet aan houdt? We zijn een wandelend vraagteken. En zelf zijn we er gedurende ons loopje ook niet zeker van met welk doel we zo in de gaten lopen. We moeten aan de reacties van onze omstanders aflezen welke tekens we afgeven. De een vindt ons grappig. De ander ergert zich.

Het feit dat we een groep zijn maakt ons sterker. We zijn voortdurend met elkaar in contact doordat we elkaars handen vasthouden of onze handen op elkaars schouders hebben. We hebben elkaar ook nodig, want je wil niet omvallen, ergens tegenaan lopen of in een kuil stappen. Degenen voor en naast je helpen je zwijgend, door het voor te doen. We zijn elkaars kompas. Maar het is even zoeken waar het Noorden is: zeker bij aanvang van de wandeling gaat het lopen aarzelend, we kennen elkaar nog niet, we moeten nog leren om niet te kijken maar te voelen. Aan te voelen. Te vertrouwen. Even breekt de ketting, maar daarna gaat het beter.

Vandewalle was vorig jaar op SPRING aanwezig met Hear, een performance waarin het publiek het zicht helemaal werd ontnomen en de andere zintuigen op scherp werden gezet. Walking the Line spreekt niet alleen de zintuigen aan – de onmiskenbare geur van boeken! –  maar maakt van de kijker bewust een lichaam dat volop moet handelen, acteren, doordat het wordt beperkt en gestuurd in de visuele informatie-opname en erop uit wordt gestuurd in de openbare ruimte. Zo beleven we de dubbele en sterk verwante betekenissen van de zegswijze ‘to walk the line’ met ons lijf: een precair evenwicht bewaren, maar ook je aan de regels houden.

En intussen zijn we even een bezienswaardigheidje. Een obstakel op de weg van A naar B. Ik hoor de vraag: ‘Kan ik even tussendoor oversteken?’ En ook: ‘Is dit een kunstwerk ofzo? Zijn die mensen kunstenaars?’

Foto: Dario Prinari