In een veelvormige voorstelling – een potpourri van muziek, liedteksten, geluiden, spoken word, een Armeense groentestoof en absurde humor – schetst Onder Ons een eclectisch beeld van onze samenleving. Een mozaïek van eenzame zielen die naast, boven en onder elkaar leven.

Eigenlijk zou Arthur Millers Dood van een handelsreiziger deze week in première zijn gegaan, in een regie van Nina Spijkers. Dat kon niet doorgaan omdat de erven Miller niet akkoord zijn gegaan met de voorstellen tot bewerking. Spijkers wilde een aantal rollen wisselen van gender – de twee zoons van de hoofdpersoon vervangen door een zoon en een dochter, en nog twee andere mannenrollen door een vrouw laten spelen – en dat mocht niet. Het bood Spijkers en haar acteurs, met dank aan de flexibiliteit van Toneelschuur Producties, de kans om helemaal van nul af aan te beginnen. Wat zouden ze eigenlijk willen maken, zelf, nu, in deze tijd?

Onder Ons is het resultaat van die zoektocht. In de grote zaal van de Schuur is de tribune weggehaald; het publiek zit om de rechthoekige speelvloer heen. Op de grond zijn witte lijnen uitgetekend die de ruimte afbakenen. We zien een eenpersoonsbed, een wasmachine, een bankstel met salontafel inclusief grote vaas en asbak, een wasmachine, een bureau. Centraal staat een tafel met keyboard en computer van waaruit de geluidstechnicus Jelmer Tuinstra opereert. Buiten de lijnen in twee hoeken een kookeiland. Terwijl het publiek binnenkomt, drentelen de acteurs langs de lijnen.

Telkens fungeert een van de spelers als verteller. ‘Sluit je ogen’, zegt een van hen. ‘Je ziet een stad, een straat, een appartementencomplex, waar mensen wonen, werken, eten, slapen.’ De personages worden kort geïntroduceerd: Oliona (Malou Gorter), 53, werkt 40 uur per week in de thuiszorg, ze wordt rustig van de wasmachine; op de eerste verdieping Abbe (Teuntje Post), een beleggingsambtenaar wiens vrouw ‘ruimte nodig heeft’. Om rustig te worden, luistert hij naar Vroege Vogels. Op de tweede verdieping woont Wensley (Matthijs van de Sande Bakhuyzen) van 23 die geen baan heeft en een puinhoop maakt van zijn leven. Hij wordt rustig van digitale apparaten. Ten slotte Diana (Charlene Sancho) die in de rouw is omdat haar geliefde chihuahua dood is; ze omklemt geregeld de vaas met zijn as die op de salontafel staat en ze wordt rustig van diamond painting.

Vier eenzame zielen die elkaar niet kennen, letterlijk langs, boven en onder elkaar leven, terwijl ze, gedeeltelijk althans, dezelfde handelingen verrichten: slapen, eten, uit het raam staren, wasmachine vullen, de dingen die nu eenmaal gedaan moeten worden en af en toe de dingen waarvan ze rustig proberen te worden. Het leidt tot een bijzondere choreografie van parallel lopende werelden die soms net over elkaar heen schuiven, dan weer volledig langs elkaar heen lopen.

Je ziet in slow motion hoe onhandig de lichaamstaal is van twee buren die elkaar tegenkomen, elkaar amper aankijken en proberen langs elkaar heen te schuiven zonder elkaar aan te raken. Soms wordt het totaal absurd en hilarisch, bijvoorbeeld als ze allemaal tegelijk een appel uit de fruitschaal pakken en beginnen te eten of wanneer ze allemaal peinzend en kritisch zichzelf in de spiegel bekijken. Of allemaal tegelijk naar het toilet gaan en op elkaars schoot plaatsnemen, en tegelijk een zucht van verlichting slaken.

Omdat ze om beurten als verteller fungeren, krijg je telkens brokjes informatie over de personages die elkaar verder in het geheel niet spreken waardoor de vervreemding groot is. Er is geen enkele dialoog. Wel wordt er veel muziek gemaakt en (in koor) gezongen, met een grote variatie aan spoken word, rap (met intelligente teksten), en poëtische liedjes. Alles wordt begeleid door de centraal zittende dj die in alle opzichten de ondersteunende rol heeft: soms de aanjager, soms de begeleider van energie en emoties. Het geluidsontwerp is van Jan van Eerd.

De teksten zijn door de makers zelf geschreven en het is bijzonder, dat zij er ondanks de grote variatie aan vertelvormen, in geslaagd zijn om er een overtuigend geheel van te maken, mede dankzij de sterke spelregie van Spijkers. Intussen is buiten de lijnen de kok bezig eten te bereiden; in de loop van de voorstellingen worden de bak- en braadgeluiden sterker en de geuren steeds prominenter.

Uiteindelijk gebeurt er iets waardoor de buren noodgedwongen toch bij elkaar komen, een drama. En eindigt de voorstelling met de kok, Mher Brutyan, die op een stoel klimt en iedereen oproept, spelers én publiek, om meer naar elkaar om te kijken. ‘Er schuilt geen gevaar in de ander.’ Hij heeft zijn favoriete gerecht, een Armeense groentestoof, bereid en iedereen wordt uitgenodigd om een hapje te komen eten. Nou ja, uitgenodigd; we worden in groepjes verdeeld en iedereen moet aan de overkant iemand opzoeken om een hapje mee te delen. Dat roept hier en daar wat weerstand op, maar leidt toch vooral tot vrolijkheid en korte kennismakingsgesprekjes. De voorstelling maakt zowel het onvermogen als de behoefte tot verbinding zichtbaar. Al klinkt die oproep tot verbinding overal en nergens en wordt die daardoor helaas ook al gauw obligaat, de voorstelling is absoluut overtuigend.

Foto: Sanne Peper