O. – ofwel het Rotterdamse operafestival – maakt ruimte voor allerlei vormen van muziektheater. Het heeft een indrukwekkende traditie opgebouwd in het uitnodigen en faciliteren van niet per se operaregisseurs, die zowel uit musical, muziektheater, pop of ‘werkelijk’ opera kunnen komen. Het inter-, cross- of postdisciplinaire heeft echt een plek gevonden in de programmering. Het maakt van het festival een ware – en in de Nederlandse podiumkunstenstructuur buitengewoon uitzonderlijke – speeltuin voor theatermakers, choreografen en componisten, die niet met de 19de eeuwse disciplinelogica werken, zoals de fondsen en andere subsidie-gremia die ook vandaag de dag nog hanteren. Choreograaf Ryan Djojokarso is in de editie 2022 een mooi voorbeeld, zoals dat eerder het geval was met bijvoorbeeld Nicole Beutler en Lester Arias.

Djojokarso werkte voor LENTE/22/K. samen met componist Singhkéo Panya, die een wonderlijke mengeling van traditionele en synthetische muziek schreef. Hoewel fascinerend, is het eerder film- dan theatermuziek. De compositie behelst bovendien een negental gedichten waarin verdriet, rouw en eenzaamheid verbonden worden met intense natuurbeleving. Ze worden gezongen in het Bahasa Indonesia en het Javaans.

De vertaalde teksten vliegen voorbij op schermen die boven het publiek hangen, dat aan de twee lange zijden van het speelvlak zit. Die speelvloer heeft iets van een zwembad of een groot uitgevallen bed, met een badmeestertrap en een ranke lichtbalk aan de binnenkant van een opstaande rand. Zo is het mogelijk de vloer indirect te belichten en de ruimte daarboven relatief donker te houden.

Het betekent dat de twee performers, danseres Melisa Diktas en (opera-)zangeres Bernadeta Astari, door vele ‘frames’ worden ingelijst: de muziek en de teksten torenen boven alles uit, dan het publiek en de rand rond de speelvloer. Astari heeft een prachtige, warme en heldere stem. Met haar kleine postuur en op blote voeten houdt ze ook fysiek volledig stand naast Diktas, of het nu om timing of om ruimtelijk bewustzijn gaat.

Het duet van beide vrouwen betreft volgens de programmatekst de gevoelens van een Indonesische vrouw, K, die na de dood van haar Nederlandse man overvallen wordt door herinneringen aan haar jeugd op Java. Met de rouw komt eerdere pijn, naar ik aanneem verbonden met een gedwongen vertrek naar Nederland, los en is er naar verluidt sprake van een identiteitscrisis.

Diktas opent de voorstelling rennend, gevangen in het speelvlak met de lichtende omheining. Later rent ook Astari op en neer, al is haar rol rustiger. Beide performers zijn zeer jeugdig, wat het moeilijk maakt hen te identificeren met een oud en weemoedig mens dat zich terugtrekt in verdriet en stilzwijgen, vecht met gevoelens van ontworteling.

Maar ook de veelheid aan scènes, naast de gelaagdheid, maakt het moeilijk überhaupt iets te laten doordringen. Iets waar Djojokarso meestal heel goed in is, geen beweging te veel of te weinig, ontbreekt nu. De boventiteling verschijnt en verdwijnt, zoals de muziek verschillende toonaarden en muziektradities citeert. De scènes volgen elkaar, zonder dat er zich echt iets opbouwt en er een bepaalde focus ontstaat. Er gebeurt stomweg te veel door en naast elkaar zonder dat dat tot synthetiserende samenhang of een interessante dialoog tussen elementen leidt, althans tijdens de premièredag op O. in Theater Zuidplein.

De dans lijkt in directe dialoog met de teksten, maar het op en neer kijken naar de vertaling, die heel vaak niet te zien is, schept verwarring. Er is veel dans, veel beweging, de ingesloten ruimte maakt herhaalde patronen logisch. Gaat het over gevangen zitten en die gevangenschap omarmen? Zo aantrekkelijk als beeld, muziek, beweging en stem zijn, zo weinig steekhoudend is het voor mij als niet verstaander van de teksten om naar een verhaal of een gemoedstoestand op zoek te moeten gaan. Het roerloze, verstilde of verstijfde dient zich wel aan, ergens onder de dingen, maar niets in deze voorstelling komt ooit tot stilstand, tot een vorm van niets. LENTE/22/K. blijft een rusteloze stapeling, waarvan het mij niet duidelijk wordt of dat de bedoeling is.

Veel indruk maken juist die momenten dat muziek, gezongen tekst en zelfs de beweging tot een minimum zijn teruggebracht en de twee performers echt samen optrekken. Wonderlijk genoeg lijken dat ook de momenten te zijn dat er voor een eenvoudige, akoestische bezetting is gekozen, en het geheel tot een basale uitwisseling van intieme gestes wordt teruggebracht. Op dat moment krijgt het geheel iets van een persoonlijk ritueel, dat verwijst naar andere rituelen, en de uitwisseling die rituelen mogelijk maken. Als publiek kun je dan vanaf de zijlijn de danseres en de zangeres echt volgen, voelen hoe de ruimte tussen hen beweegt, iets van de teksten combineren met iets van hun interactie. Dan heeft de speciale publieksopstelling zin en vallen alle elementen samen, al blijft het gissen naar de geschiedenis van K in het achterhoofd een probleem. Slechts de aankondiging ervan in een programma is niet genoeg, wat mij betreft.

Foto: Bowie Verschuuren