Het kan natuurlijk wel, onder hoge druk een geslaagde choreografie creëren. Veertig jaar geleden maakte Rudi van Dantzig in amper twee weken een sterk duet voor het twintigjarig dansjubileum van het beroemde echtpaar Alexandra Radius en Han Ebbelaar. Voorbij gegaan (1979) is met zijn rijke variatie in lifts en partnerwerk – van sprakeloos en speels tot stoer en steunend – nog steeds heerlijk om naar te kijken, zeker in de expressieve uitvoering van eerste solisten Maia Makhateli en Jakop Feyferlik, op door Mikhail Mouratch live gespeelde Chopin Études. De herneming van Voorbij gegaan vormt het hoogtepunt van het drieluik Made in Amsterdam, dat ook de minder overtuigende wereldpremières presenteert van de getalenteerde choreografen Sedrig Verwoert en Wubkje Kuindersma.

Deze Young Creative Associates van Het Nationale Ballet durfden het weliswaar aan om onder extra tijdsdruk hun nieuwe werken te creëren, maar aan het resultaat is die noodoplossing nog een beetje af te zien; het balletgezelschap verschoof de nieuwe grootschalige productie Raymonda naar april en haalde het kleinere Made in Amsterdam twee maanden naar voren.

Van Dantzigs slimme truc was zijn keuze voor de rotsvaste structuur van een grand pas de deux, met gezamenlijke opening, ieder een solovariatie en ter afsluiting een gemeenschappelijke coda. Binnen deze bewezen basisstructuur kunnen relationele intenties tussen partners flink van kleur verschieten. In Voorbij gegaan lijkt het daardoor of de tijd grip krijgt op iedere melancholieke omhelzing en ieder wapperend stukje stof.

Kuindersma kiest voor de prisma-structuur van brekend licht. De kleurspreiding zien we terug in vijf duetten waarbij Floor Eimers en Constantine Allen het hoofdkoppel vormen. Alsof hun openingsduet uiteenvalt in vier andere, van richting veranderende duetten. Een bewegingsspel met melkglazen stroken, waarachter de dansers zich soms terugtrekken, benadrukt het gevoel van een experiment met brekingsindexen. En de uitwaaierende koppels voegen zich met lang gestrekte ledematen als wegschietende lichtflitsen naadloos naar deze harmonieuze belichaming van licht. Toch mist Anatomy of Light nog een brutale tegenkleur. Het wordt nu vooral voortgestuwd door de intense vertolking door Het Balletorkest van het eerste deel uit het Rainbow Concerto (2000) van Jacob ter Veldhuis.

Verwoerts Do All Dogs Go To Heaven? heeft nog meer tijd nodig om uit te kristalliseren. Hij wil zo veel laten zien dat het grillige groepsstuk een onrustige indruk maakt. Wat ontbreekt is een heldere structuur. Wel begint het spannend met een verrassend goed zingende danser Daniel Montero Real op het eerste balkon. En materiaalkunstenaar annex kostuumontwerper Bart Hess transformeert de zes mannen en vijf vrouwen met buitenaards ogende ‘velletjes’ tot een excentrieke groep mutanten. Wat begint met klonterige uitstulpingen op huidkleurige body’s wordt steeds donkerder tot aan zwarte kostuums met scherpe schubben en uitbundige verenhoeden.

De motoriek rond het thema transformatie en identiteit krijgt echter weinig tijd om in te dalen. De extatische lichaamssculpturen wisselen snel van vorm en motoriek. En dan zakken er ook nog zes rechthoekige spiegels naar beneden, die het elftal verdubbelen. Verwoerts energieke en muzikale danstaal tilt de dansers in hun nauwsluitende tweede huid wel naar een vreemde wereld vol creaturen, maar het blijft gissen wat daar precies gaande is.

Al vormt de fraai aanzwellende muziek van de in 1990 overleden zwarte componist, pianist, zanger en danser Julius Eastman een fantastische motor. In de drie ten gehore gebrachte delen van Femenine (1974) komen piano, keyboard, cello, fluiten, viool en vibrafoon steeds krachtiger samen, met zacht geknisper en bedwelmend repeterende ritmes. Hopelijk pakt Verwoert deze benevelende muziek, die zich perfect leent voor dans, nog eens ter hand in rustiger tijden.

Foto: Do All Dogs Go To Heaven, Hans Gerritsen