De Belgisch-Marokkaanse acteur en theatermaker Rashif El Kaoui maakt in De bastaard tegen heug en meug een reis naar het land van zijn vader. Zijn twijfel en weerstand zorgen voor een schurend portret van een man met ‘dubbel bloed’.

Het heeft er in het begin van De bastaard alle schijn van dat Rashif El Kaoui enorme spijt heeft dat hij ooit heeft toegezegd een voorstelling te maken over zijn roots. Terwijl hij vertelt over het plan dat hij met fotograaf en documentairemaker Ahmet Polat had opgevat, om een boek, documentaire én voorstelling te maken waarvoor hij voor het eerst zijn familie in Marokko zou gaan opzoeken, straalt de weerstand van hem af. Het levert een schurend contrast op met Polat, die El Kaoui doorlopend aanmoedigt om toch de sprong te wagen: de Turks-Nederlandse fotograaf heeft namelijk zelf goede ervaringen met de intensieve kennismaking met zijn eigen vaderland, en meent daarom te weten dat het voor El Kaoui ook gezond zou zijn om zijn wortels te ontdekken.

In de interactie tussen El Kaoui, Polat en de eveneens biculturele multi-instrumentalist Michelle Samba ontstaat zo een spannend spel. Hoewel we aan de oppervlakte de reis volgen die El Kaoui uiteindelijk toch heeft gemaakt, benadrukt de vorm van de voorstelling eerder het psychologische drama dat zich binnenin de acteur afspeelt. Hij wordt door Polat met een soort vriendelijke dominantie geregisseerd en door Samba met opzwepende percussie en zang ondersteund, maar geen van beiden slagen erin om El Kaoui’s diepgewortelde ambivalentie te doorbreken. De redenen daarvoor zijn evident: de inmiddels overleden vader van de acteur was een grote afwezige in zijn jeugd, en de zoon heeft de vader nooit vergeven voor zijn nalatigheid. Waarom zou hij zich interesseren voor de geschiedenis van een man die hij heeft afgezworen?

Bovendien kun je je vraagtekens stellen bij de opdringerigheid van Polat, die toch ook zijn eigen agenda heeft bij de hele onderneming: niet alleen als documentairemaker die een ontroerend portret van zelfverwerkelijking voor ogen heeft, maar ook als ervaringsexpert die zijn eigen catharsis op een ander projecteert. Dat hij het goed met El Kaoui voor heeft staat buiten kijf, maar in het typische Hollandse paternalisme waarmee hij de Belg tegemoet treedt laat Polat weinig ruimte voor de twijfels van zijn medemaker. Zo roept De bastaard door de ingenieuze theatralisering van de sociale dynamiek tussen de makers boeiende vragen op over identiteit, afkomst, trauma en zelfbeschikking.

Aan de andere kant is het maar goed ook dat Polat El Kaoui een beetje achter de broek zit, want de reis levert wel degelijk nieuwe inzichten op. De acteur krijgt in het dorp waar zijn vader is opgegroeid iets van diens eigen moeilijke jeugd mee, wat het beginnetje van begrip bij hem opwekt. En de ontmoeting met zijn tante is verpletterend: zij vertelt hem dat toen haar familie besloot vanuit België naar Turkije terug te keren, zij niet in Europa mocht blijven, hoewel ‘ze de slimste was van ons allemaal.’ Verbitterd leeft ze haar levensdagen uit in een gemeenschap waar ze geen enkele mogelijkheid tot zelfontplooiing heeft gehad.

De effecten die deze openbaringen op El Kaoui zelf hebben blijven echter prikkelend ambigu. Hoewel hij in een monoloog waarin hij het graf van zijn vader bezoekt een moment van catharsis beleeft, wordt die tekst hem veelzeggend genoeg door Polat in de handen gedrukt, zodat het onduidelijk blijft hoe authentiek die catharsis nu eigenlijk is. Daarna neemt El Kaoui pas echt het heft in eigen handen, in een prachtig poëtische slottekst over de politieke betekenis van de ‘bastaard’, de mens van dubbel bloed die altijd tussen twee culturen in zal leven. Het is een betekenisvolle artistieke statement: het verhaal van El Kaoui blijft van hem en wordt niet ter consumptie of voor oppervlakkige empathie aan het publiek voorgeschoteld. In plaats daarvan eist hij ruimte voor poëtische abstractie op – en daarmee autonoom bestaansrecht, én als kunstenaar én als ‘bastaard’.

Foto: Anna van Kooij