Wat is het verschil tussen een oorlogsheld en een oorlogsmisdadiger? De laatste jaren komt vooral rond de dodenherdenking op 4 mei de vraag over het onderscheid tussen goed en kwaad weer vaker naar boven. Zijn we in ons denken niet te veel doorgeschoten naar de nuance, vanuit het idee dat goed en kwaad twee kanten van dezelfde medaille zijn? In Mulisch’ meesterwerk Het stenen bruidsbed, nu door het Nationale Toneel op de planken gebracht, wordt die behoefte aan moraliteit op scherp gesteld. Het resultaat is een krachtige en relevante voorstelling die de literaire kwaliteiten van de oorspronkelijke roman in ere houdt.

Niet alleen zijn gezicht, ook zijn geest is een ruïne. De Amerikaanse tandarts Norman Corinth (koel gespeeld door Jeroen Spitzenberger) wordt in 1956 uitgenodigd voor een congres in Dresden, de laatste van vele steden die hij in de Tweede Wereldoorlog namens de geallieerden bombardeerde. Dat hij na deze ‘bevrijdingsactie’ ook vol wellust op hulpeloze burgerslachtoffers schoot, achtervolgt hem als een nachtmerrie en maakt hem ziek.

Tegelijkertijd is hij zelf ook slachtoffer: zijn vliegtuig werd neergehaald, waarbij zijn gezicht verbrandde. In Dresden ontmoet Corinth de mooie, in een concentratiekamp getraumatiseerde communiste Hella Viebahn (Tamar van den Dop), de pensionhouder Ludwig (Pieter van der Sman), de jonge chauffeur Günther (Bram Suijker) en de intrigerende collega-tandarts Schneiderhahn (Stefan de Walle), die hij van oorlogsmisdaden verdenkt. Ten onrechte, zo blijkt, waarop hij instort. De strijd tussen ‘goed’ en ‘fout’ zit vooral in hemzelf.

Regisseur Johan Doesburg maakt van Mulisch’ canonieke roman nu een zorgvuldige toneelversie. Alles speelt zich af op een erg schuine ruwe planken vloer, wat de spelers een extra alertheid geeft: niet naar beneden flikkeren. Eronder duizenden doodshoofden: de slachtoffers van Dresden. Op de achtergrond af en toe een sferische videoprojectie. Soms komen er witte wanden bij om de situatie nog wat benauwender en vervreemdender te maken. In de drie koorgezangen waarin de vlucht, het bombardement en de beschieting van de Amerikanen op Homerische wijze wordt bezongen, hangen de bemanningsleden letterlijk in de lucht en denderen de prachtige teksten unisono de zaal in. Samen met de krachtige live soundscape van Harry de Wit levert dit de meest emotionerende momenten van de avond op, waarin zowel de oorlogstriomf als de nederlaag voelbaar wordt.

Voor het overige is Het stenen bruidsbed niet zozeer een emotionerende voorstelling. Dat komt misschien door de veelheid aan details (logisch als je zo’n gelaagd meesterwerk recht wilt doen) die soms het verhaal vertroebelen. Maar de afstandelijkheid ligt nog veel meer in de ieder op hun eigen manier getraumatiseerde personages en in de fragmentarische speelstijl met veel personagewisselingen. Afstandelijkheid is in deze voorstelling echter geen zwaktebod, integendeel. Sterk zijn bijvoorbeeld de twee vertellers Antoinette Jelgersma en Sallie Harmsen, die vanaf de zijlijn licht ironisch commentaar leveren. Het is dan ook niet zozeer Doesburgs doel om te emotioneren maar om tot nadenken te stemmen.

Een bekende uitspraak van Harry Mulisch is: ‘Ik heb de oorlog niet zo zeer “meegemaakt”, ik ben de Tweede Wereldoorlog.’ Nu steeds minder mensen de Tweede Wereldoorlog ‘zijn’, groeit de behoefte er door vertellingen – op feiten gebaseerde fictie – kennis van te nemen. Zodat we weer kunnen reflecteren op onze moraliteit en niet vergeten daarin een positie te kunnen innemen. Doesburgs enscenering van Het stenen bruidsbed stimuleert precies dat proces en is daarin van grote waarde.

Foto: Carli Hermès