Net als eind jaren zestig zijn kunstenaars op zoek naar maatschappelijk engagement – al gebruiken ze soms andere woorden. Wat als je met de begrippen van toen het huidige seizoen bekijkt? Dan valt bijvoorbeeld op dat de kunstenaars van nu niet de verhalen van anderen brengen, maar die van henzelf.

Een spannend en relevant theaterseizoen ligt achter ons. Spannend omdat het soms nieuwe vormen van theater liet zien. Relevant omdat het (maatschappelijk) engagement ervan af spatte. En bij de voorstellingen die ik bezocht waren de zalen vol en was het publiek enthousiast, geraakt of verward.

Het heeft alleen zin om dit seizoen langs de meetlat van Aktie Tomaat te leggen als we deze periode niet reduceren tot een eenduidige breuk met het verleden, een ‘vadermoord’ met daarna een glorieus nieuw begin. Een meer genuanceerde kijk op de gebeurtenissen in de jaren zestig en zeventig maakt duidelijk dat de ontwikkelingen helemaal niet zo zwart-wit waren als het nu soms lijkt. Juist in de nuance zitten zinvolle aanknopingspunten om het huidige tijdsgewricht mee te vergelijken.

Wat mij betreft verdient niet Aktie Tomaat zelf onze volle aandacht, maar de kunstenaars die al vanaf de jaren vijftig op verschillende manieren probeerden betekenisvol theater voor nieuw publiek te maken. Deze kunstenaars waren minder bezig met een generatieconflict en meer met persoonlijke ambities en de ontwikkeling van eigen werk als autonoom kunstenaar. Aktie Tomaat was slechts een klein duwtje in een grotere ontwikkeling die vooral in gang werd gezet door de onontkoombare krachten die deze kunstenaars losmaakten.

Zo introduceerde Kees van Iersel al in 1956 toneelschrijvers als Beckett, Ionesco, Adomov en Genet. Zijn voorstellingen begonnen pas om middernacht omdat de acteurs eerder op de avond nog aan het werk waren bij hun repertoiregezelschap. Vanaf 1962 was hij met Toneelgroep Studio een van de eersten die in een vlakkevloerzaal werkte.

Annemarie Prins ontwikkelde met Theater Terzijde vanaf 1966 een vorm van collagetheater om een politieke geëngageerde boodschap over te brengen. Het studententoneel bood ruimte aan vele jonge regisseurs en als je iets bijzonders uit het buitenland wilde beleven, ging je naar Mickery in Loenersloot.

Deze kunstenaars – voorlopers waren het – legden de voedingsbodem voor de diversiteit aan vormen, onderwerpen en locaties die zich in de jaren zeventig konden ontwikkelen.

Enkele kernbegrippen van de vernieuwing uit de jaren zestig en zeventig zijn:

  • Maatschappelijke relevantie zoeken in verbinding met de problemen van de arbeidersklasse en kwetsbare groepen in de samenleving.
  • Spelen waar het publiek is: in tehuizen, fabrieken, op straat of in kleine ruimtes waar spelers en publiek dicht bij elkaar konden zijn. Op allerlei manieren werd geprobeerd de scheiding tussen het theater en publiek op te heffen.
  • Taal en repertoire ondergeschikt maken aan de boodschap en het doel van de voorstelling. Het multimediale theater werd ontwikkeld.
  • Collectief en democratisch werken. De positie van de acteur en van de niet-professionele theatermaker werd versterkt ten opzichte van de hegemonie van de regisseur en de toneelauteur.

De explosie van nieuwe gezelschappen in de jaren zeventig en tachtig werd mede mogelijk gemaakt door nieuw kunstbeleid en nieuwe subsidiemogelijkheden van verschillende overheden. De vraag is of deze beleidswijziging tot stand kwam omdat de politiek zich achter de doelstellingen van de nieuwe generatie kunstenaars schaarde of dat zij met de rug tegen de muur stond omdat het publiek van de traditionele gezelschappen wegbleef. Het laatste ligt meer voor de hand. Publiekscijfers waren toen en zijn nog steeds een belangrijke factor voor de overheid om haar beleid te herzien.

Wie zijn de kunstenaars, de Van Iersels of de Prinsen van het afgelopen seizoen? Wie zijn de theatermakers, die wellicht niet of nog niet een groot publiek bereiken, maar voorlopers zijn in hun zoektocht naar eigentijds theater? Eigentijds theater dat een spiegel biedt voor onze tijd en impact heeft op het publiek? Wat zijn de kenmerken van hun werk? Een werkelijk antwoord kun je pas over tien of twintig jaar geven, maar ik doe een zeer subjectieve poging.

Discriminatie en inclusiviteit
Hét belangrijkste maatschappelijk relevante onderwerp van het afgelopen seizoen (binnen en buiten het theater) is de discriminatie van culturele minderheden en het streven naar een inclusieve samenleving. Het grote verschil met de jaren zestig en zeventig is dat de kunstenaars niet de verhalen van ánderen brengen, maar die van henzelf. Schrijvers, regisseurs en spelers zijn eigenaar van het onderwerp. Dat ‘ownership’ is een theatrale kracht. De woede, het verdriet, de verwondering zijn niet gespeeld. Zij zijn authentiek en daardoor beangstigend, onthullend en ontroerend.

Van A seat at the table van Black Sheep Can Fly spat de woede af. De woede van de acteurs over etnisch profileren en de gevolgen daarvan voor hun leven, en dat van anderen die in dezelfde omstandigheden leven en opgroeien. Melk en Dadels van Rose Stories & Daria Bukvić behandelt de plek van Nederlandse vrouwen met een Marokkaanse achtergrond in onze samenleving met een flinke dosis humor en zelfkritiek. De actieve benadering van het cultureel gemengde publiek in de grote zaal leidde tot een energieke golf van herkenning. The Bright Side of Life van New Dutch Connections/Theater Utrecht verbindt het persoonlijke verhaal van Bright Richards met de verhalen van aanwezige asielzoekers. De café-opstelling helpt mee om tijdens en na de voorstelling daadwerkelijk matches te maken tussen een asielzoeker en iemand uit het publiek. In de ontroerende monoloog JA!, over zijn huwelijk, pleit Nasrdin Dchar voor meer begrip tussen de verschillende culturen. Ook kleinere, zachte voorstellingen zoals Aardappelbloed van Emma Lesuis, We gaan het hebben over haar van Blokland/Blackman of Senang van TG Goed Gezelschap passen in dit rijtje.

Het eigenaarschap van de makers vormt bij deze voorstellingen de motor en de inhoud, meestal ondersteund door het direct aanspreken van het publiek en soms het aanpassen van de publieksruimte.

Citizen K.
Hoe krachtig dit eigenaarschap kan werken, blijkt in Citizen K. van Troubleman en Het Nationale Theater. Sadettin Kirmiziyüz vertelt, schreeuwt in 254 stappen het publiek toe hoe hij in zijn jeugd en nu nog steeds tegen een muur van etnisch profileren aanloopt. Zijn emotionele boodschap wint aan kracht door de strak gestileerde vorm. De 254 situaties bieden een heldere structuur, de ondersteuning door muzikant Kaspar Schellingerhout geeft lucht en verdieping, het decor van losse metaforische elementen (een varkenskop, een kruis, een raam) creëert een theatrale open ruimte. Het intelligente samenspel tussen eigenaarschap, inhoud en vorm maakt Citizen K een van de beste voorstellingen van het afgelopen seizoen.

 Klimaat en milieu
Andere maatschappelijk relevante onderwerpen waren minder aanwezig in het afgelopen seizoen. De zorg om het klimaat werd aangekaart door Anouk Nuyens en Rebekka de Wit met De Zaak Shell, door Boogaerdt/VanderSchoot & Touki Delphine met Botanical Wasteland en door De Warme Winkel in Vincent Rietveld gaat voor de Louis d’Or.
In de traditie van het Werkteater stonden voorstellingen als Who’s afraid of Charlie Stevens van Romana Vrede & Club Gewalt over Vredes autistische zoon en People, Places & Things van Toneelgroep Oostpool, een toneelstuk van Duncan Macmillan over verslaving.

Ook over verslaving ging Alleen voor vandaag van Annabelle van de Laar, een afstudeervoorstelling van de verkorte theaterdocentenopleiding AHK, gespeeld in een parkeergarage in Zoetermeer. Ook in deze voorstelling is het eigenaarschap een belangrijke theatrale kracht. In vergelijking met People, Places & Things (met zéér goede acteerprestaties) werkt Alleen voor vandaag betekenisvoller. Het eigenaarschap van de drie verslaafden in herstel wordt aangevuld met de ervaringen van drie niet-verslaafden. Een sterke theatrale vorm verbeeldt de innerlijke vernietigende kracht van een verslaving met behulp van beeld, beweging en muziek. De echte verhalen van de verslaafden ontroeren tot op het bot en zorgen voor een gedeelde afsluitende ervaring tussen de acteurs en het publiek.

Activering van het publiek
De belangrijke kunstenaars van deze tijd snijden bijna allemaal herkenbare maatschappelijke thema’s aan en verbinden die met rigoureuze keuzes om het publiek te ontregelen, te activeren en in te schakelen bij het tot stand komen van de voorstelling. Hoewel ook in de jaren zestig en zeventig het publiek direct werd aangesproken, lijkt deze publiekshouding in onze tijd verder te gaan en tot kunst verheven te worden. Het theatrale domein van de makers beperkt zich niet tot het podium. De spelers, steeds vaker ‘performers’, spreken het publiek direct aan. Het publiek zit hoogstens een deel van de voorstelling comfortabel.

Lotte van den Berg, bijvoorbeeld, heft rigoureus de scheiding tussen speler en toeschouwer op in de doorlopende reeks Building Conversation en in het eerste deel van een tweeluik in de grote zaal: Dying together/Humans. Hier wordt het theater een vrijplaats om het samenleven te onderzoeken en beangstigende emoties van deze tijd gezamenlijk een plek te geven. Dries Verhoeven creëert met Sic transit gloria mundi en Happiness installaties die de toeschouwer ontregelen. Julian Hetzel verleidt het publiek in All Inclusive om zijn eigen schijnheiligheid te ontmaskeren ten opzichte van extremistisch geweld, vluchtelingen en zijn positie als kunstliefhebber. Je moet van goeden huize komen om niet met walging over je eigen gedrag naar buiten te komen. De acteurs van Wunderbaum verstoren het gezellige avondje van het publiek tijdens Het Nationale Lied. Lucas De Man, die zich graag buiten het reguliere theater begeeft, richt zich op het raakvlak van discussie, tentoonstelling en voorstelling in De Man in Azië, In search of Democracy of The Village-Oostende. En Naomi Velissariou dompelt het publiek onder in een overweldigend concert met Permanent Destruction: The SK Concert.

Het verhaal van het verhaal
Jetse Batelaan is een van de belangrijkste theatermakers van dit moment en bovendien een meester in de ontregeling van zijn publiek. Tijdens zijn voorstelling Het verhaal van het verhaal, een coproductie tussen Theater Artemis en Het Zuidelijk Toneel, is de schouwburgzaal omgetoverd tot een wereld met eigen wetten en gebruiken. Als publiek reageer je eerst nog wat onwennig omdat je geen referentiekader hebt en niet weet hoe je je moet gedragen. Al gauw geef je je met plezier over aan de oerbeginselen van het theater: samen spelen. En komen actuele onderwerpen langs, het belang van de verbeelding, de invloed van de beeldcultuur en het blind verheerlijken van idolen. Zowel wat er op het grote podium als wat er in de zaal gebeurt, is van belang. Zelfs de imaginaire grens tussen podium en zaal is onderdeel van het spel wanneer een metershoge bordkartonnen pop met het uiterlijk van Cristiano Ronaldo het publiek ontdekt en zich voorover de zaal in buigt.

Hanna van Hendrik
De meeste genoemde voorstellingen hebben een groot eigen publiek in de steden en de Randstad. Daarbuiten is dit anders. Onderwerpen en vormvernieuwing uit de grootstad zijn vaak minder actueel voor het publiek in ‘de provincie’. Dat er ook buiten de Randstad een groot en nieuwsgierig publiek is, bewijst Hanna van Hendrik, een locatievoorstelling die past in de verworvenheden van de jaren zestig en zeventig om actief op zoek te gaan naar verhalen van en voor een nieuw publiek. De voorstelling is een initiatief van actrice Johanna ter Steege, zelf afkomstig uit Twente, en werd geregisseerd door Liesbeth Coltof. In drie groots gemonteerde bedrijven wordt het verhaal verteld van de boerin Hanna en de boerenopstand in Twente. Ook hier speelt het eigenaarschap een belangrijke rol, via de bijdrage van een groot aantal Twentse amateurs. De hoge kwaliteit op het toneel wordt versterkt door het publiek dat zijn eigen verhaal en geschiedenis op indringende wijze op het toneel verbeeld ziet. Niet vaak maak je een zo krachtige gezamenlijke ervaring mee als bij deze voorstelling.

Ook Radio van Deyssel van Hanna Timmers, de jongerenprojecten van Theater na de Dam of de Wijksafari’s van Adelheid Roosen/Zina verheffen getuigenissen van de omgeving tot theater en bouwen zo aan de versterking van een gemeenschap.

Democratisering
Zonder uitzondering zijn bovengenoemde voorstellingen gemaakt door gebruik te maken van de kwaliteiten van álle makers. Soms als collectief en ten minste met grote inbreng van alle betrokkenen. De democratisering van het theater in de jaren zestig en zeventig heeft geleid tot een belangrijke eigenschap van het grootste deel van het Nederlandse theater: iedereen is betrokken en op het toneel is er vaak een transparante speelstijl die vooral gericht is op het leggen van een directe relatie met het publiek.

Het Mickery van onze tijd
Anders dan in de jaren zestig en zeventig is Nederland goed aangesloten op de internationale ontwikkelingen. Nederlandse voorstellingen spelen veel in het buitenland en het hele jaar door zijn er hier buitenlandse voorstellingen te zien. De internationale festivals, zoals SPRING en Noorderzon, dragen daar hun steentje aan bij. Het afgelopen seizoen heeft het Holland Festival een nieuwe stap gezet door te werken met associate artists. Dit jaar waren dat William Kentridge en Faustin Linyekula die maatschappelijke relevantie – met name rondom onze verhouding tot Afrika – een belangrijke plek gaven in de programmering. Het indrukwekkende The Head & The Load van William Kentridge herschrijft de Afrikaanse geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog. Het meer onderzoekende verhaal van Faustin Linyekula in Sur les traces de Dinozord werpt een licht op de geschiedenis van Congo. Ook Theaterfestival Boulevard en het Amsterdam Fringe Festival bieden een succesvolle mix van spannende programmering, diverse speelmogelijkheden en een publiek dat uitgedaagd wil worden.

Stadsgezelschappen
Het conflict dat in de jaren zestig speelde tussen de stadsgezelschappen enerzijds en theatervernieuwers anderzijds speelt in de huidige tijd minder. Het valt op dat veel van de bijzondere voorstellingen van het afgelopen seizoen gemaakt werden door onafhankelijke makers onder de vleugels van of in samenwerking met een groot gezelschap. Citizen K., Melk en Dadels en A Seat at the Table bij Het Nationale Theater; Het verhaal van het verhaal en De man in Azië bij Het Zuidelijk Toneel; Dying together/Humans en Het nationale lied bij Theater Rotterdam; The Bright Side of Life en Permanent Destruction bij Theater Utrecht. Bij deze gezelschappen staat niet de artistiek leider centraal, maar de ambitie een dynamisch huis te zijn waar verschillende theatermakers of gezelschappen eigen projecten kunnen ontwikkelen. Hoewel de beperkte ruimte voor kleinere gezelschappen en nieuwkomers ten opzichte van de omvang van de grote gezelschappen ter discussie staat, kunnen dit soort samenwerkingen de verworvenheden van het experimentele en vernieuwende theater juist behouden in een tijd waarin er steeds meer gevraagd wordt van de bedrijfsvoering van kleine theatergezelschappen.

Na ons de zondvloed
In de jaren zestig en zeventig kwamen de inhoud en de maatschappelijke relevantie van het theater centraal te staan. Voorstellingen die zich vooral richtten op de vorm of op goed toneelspelen werden verketterd en verdwenen. In het afgelopen seizoen vielen enkele voorstellingen op die zich juist weer sterk op de vorm richten. Ze worden bejubeld door het publiek. Waarom? Wellicht omdat men zich herkent in het adagium: als we ten onder gaan, doen we dat feestend. Bij Het temmen van de Feeks van Nina Spijkers vallen de extraverte speelstijl en strakke vormentaal veel meer op dan de in de publiciteit beschreven feministische thematiek. Ook Don Caravaggio, zeer vakkundig geregisseerd door Charli Chung, is vooral gedenkwaardig door zijn extraverte speelstijl. De, op papier spannende, combinatie tussen ITA en het Concertgebouworkest leverde het summum van een lege vormentaal op met Dood in Venetië.

Tijdloos
Een Klein Leven van ITA onttrekt zich volledig aan deze spiegel met de jaren zestig en zeventig. Door het indringende acteren van onder andere Ramsey Nasr en de verteltechnieken van Ivo van Hove en Jan Versweyveld komt het verhaal meedogenloos bij het publiek binnen. Het is geen voorstelling met een expliciet maatschappelijk engagement, maar een die het publiek zo zeer mee laat leven met een gekweld personage, dat verschillende facetten van ieders leven langkomen, zonder vals zwelgen of lege pathetiek.

Het overheidsbeleid
De minister heeft vlak voor de zomer haar uitgangspuntenbrief gepubliceerd over het cultuurbeleid voor de periode 2021-2024. Net als in de jaren zeventig probeert men manmoedig een beleid te formuleren dat recht doet aan een veranderende samenleving. De minister legt nadruk op interdisciplinaire kunstvormen, urban arts en inclusiviteit. De roep van het veld voor fair practice wordt overgenomen, echter zonder extra financiering. Dit leidt op voorhand al tot veel onrust, aangezien de halvering van het budget voor structurele ondersteuning bij het Fonds Podiumkunsten zal leiden tot een kaalslag. Anders dan in de jaren zestig en zeventig is dit echter een onrust die nauwelijks weerspiegeld wordt in de rest van de samenleving of bij het publiek. De beleidswijziging in de jaren zestig en zeventig leert ons dat, wanneer de juiste combinatie van krachten samengaan, de overheid alsnog overstag kan gaan. Een sleutelpositie voor een dergelijke overheidswijziging neemt echter het publiek in. En van die kant komt er nog nauwelijks een protest. De vraag is dus hoe de toeschouwers die zo genieten van al het bijzondere theater dat geproduceerd wordt, geactiveerd kunnen worden om op te komen voor hun dierbare kunst.

Illustratie: Milo


Dennis Meyer (1956) is werkzaam als freelance theaterprofessional en schrijver. Daarnaast is hij theaterdocent, adviseur bij het Fonds Podiumkunsten en mede-initiatiefnemer van het internationale kunstproject 10CHILDREN.

Dossiers

Aktie Tomaat
Theaterjaarboek 2018/2019