Als op de vrijdagmiddagborrel plotseling de kinderwens op tafel ligt, komen de vier millennials in een wervelwind van emoties terecht, geheel conform de regels van het geraffineerde, snel schakelende en goedgeschreven relatiedrama. Van draagdrang tot kinderhaat, van angst voor burgertruttigheid tot het non-binair leven heilig verklaren, het komt allemaal langs in deze eigentijdse queer/Oscar Wilde-variant op het beroemde Who’s afraid of Virginia Woolf.

Daan van Bendegem (concept en tekst) heeft een goed gevoel voor de tijdgeest en schrijft rake dialogen. Hij schetst mooie lijnen tussen de personages, broer en zus Bram en Vera en hun respectievelijke partners Manu en Sinem, trekt af en toe de touwtjes stevig aan en laat ze dan weer laveren. De machtsverhoudingen veranderen voortdurend en iedereen blijkt te worstelen met eigen trauma’s en ‘uitdagingen’.

Het begint met Bram (ook Van Bendegem) die de deur binnenvalt met een verhaal over zijn vriend Manu die pleit voor een polyamoreuze relatie. Je weet eigenlijk meteen dat het niet lekker zit tussen die twee. Er is ook al geen wijn in huis want Vera is weggelopen bij de dure drankwinkel en bovendien moeten ze eerst maar eens iets bespreken. Binnen een paar minuten zijn de verhoudingen in de grondverf gezet: Vera (Eline van Gils) als de hardwerkende carrièrebitch naast de nonchalante, zich als non-binair identificerende Sinem (Sharlee Jo Daantje) en de jonge hengst Manu (Tobe Vandekerckhove) naast de bedaarde Bram.

Omdat Vera en Sinem ‘draagdrang’ hebben – ze willen allebei graag ‘iets van zichzelf terugzien in een kind’ –, hebben broer en zus iets slims bedacht: stel dat Bram nu de partner van zijn zus bevrucht, dan zijn de familiegenen toch gewaarborgd. Uitermate geestig wordt de scène opgebouwd: de manier waarop de twee stellen, zodra het serieus wordt, op de bank gaan zitten, allebei aan één kant van de bank, Bram zijn arm om Manu, Vera die van haar om Sinem, subtiel de machtsverhoudingen weergevend; hoe Bram en Vera proberen om de ander het woord te laten doen, hoe de verbaal begaafde Vera plotseling zoekt naar woorden, de reacties van de partners; het is even herkenbaar als hilarisch.

In de zorgvuldige regie (eindregie: Ellen Goemans) is genoeg variatie en wisseling van tempo aangebracht om leven te blazen in het praatstuk; bijvoorbeeld in de fraaie dansscène waarin de wat gezapige Bram letterlijk tussen de veel vrijer denkende Manu en Sinem in geklemd zit. Manu is een soort ‘angry young man’ die doet denken aan James Dean met zijn afwisselend verveelde en dan weer op seks gerichte lichaamshouding.

Duizelingwekkend snel veranderen de verhoudingen: nu eens is Vera het slachtoffer en wordt zij door de andere drie beschimpt om haar verzoenende toon: ‘Hou eens op, Kofi Annan’, dan weer richten Vera en Sinem zich tegen de mannen of de non-binaire Sinem tegen de ‘brave homo’ Bram. Hij reageert gestoken: ‘Ik merk dat ik het lastig vind dat jij als queer persoon mij als homoseksuele cisman een beetje in de patriarchale hoek wil duwen.’

Een paar terzijdes: het is jammer (want niet per se nodig) dat Manu als buitenlander wordt neergezet, waardoor zowat de helft van de tekst in het Engels is. Weliswaar past dat bij de millenial-generatie, maar het is nu wel erg veel en niet iedereen spreekt de taal even goed. En over de geloofwaardigheid: dat er niet van tevoren is nagedacht over de rol van de vader is niet echt overtuigend bij een intelligente en verstandige vrouw als Vera.

Desondanks is Who’s afraid of Oscar Wilde een zeer geslaagde voorstelling van een voortreffelijk spelend ensemble, met een grootse finale waarin Vera helemaal losgaat, Bram toch maar op de slaapbank blijft logeren en Sinem een ontroerende en aangrijpende speech houdt. Een geweldig, uptempo gespeeld portret, vol humor en zelfspot, van een generatie die even hard worstelt met de angst voor burgertruttigheid als die voor verantwoordelijkheid en op zoek is naar nieuwe vormen van samenleven en (elkaar) laten leven.

Foto: Bas de Brouwer