Acrobatiek en slapstick scoren opborrelende lachsalvo’s bij het zeer jonge publiek, en ook de zichtbare en onzichtbare draden die Jack Timmermans en Femke Somerwil in Voor de draad ermee! spinnen tussen mensen en objecten worden opgepikt.

Zo simpel kan het zijn om aandacht te wekken: een groot wit doek dat is gedrapeerd over… ja, wat? Een piano? Die horen we bij aanvang van Voor de draad ermee! van De Stilte: trage, subtiel rollende tonen. Of is het iets anders? Ah, daar wordt de draperie opgetrokken. Nu wordt het raadsel onthuld. Of toch niet, even geduld nog, de doek gaat maar een klein beetje omhoog. Na nog een plaagstootje voor het publiek zien we eindelijk wat er onder schuilgaat: een bed met twee slapers.

Voor de meeste, deels zeer jonge toeschouwers van de 3+-voorstelling, onderdeel van het Bredase internationaal kindertheaterfestival Mini-Brik, is zoiets genoeg om te blijven kijken (voor sommigen is de spanning dan zelfs al té groot). Ook om te zien wat er met die drie lampen gaat gebeuren, die stoelen en dat tafeltje (decor: Bert Vogels) die aan draden boven het toneel bungelen.

Uiteraard komen die allemaal aan de beurt in de nieuwe choreografie van artistiek directeur Jack Timmermans, die Voor de draad ermee! met assistentie van Femke Somerwil maakte. In hun duet belichamen Gianmarco Stefanelli en Pilvi Kuronen een stel dat, pas ontwaakt, ontdekt hoe hun wereld bestaat uit objecten en handelingen die met zichtbare en onzichtbare draden zijn verbonden. Hoe zijzelf ook in telkens een andere relatie tot elkaar staan; soms zelfstandig, dan weer ondersteunend of voor hun evenwicht op elkaar aangewezen. En soms uit pure noodzaak wel heel nauw met elkaar verbonden, als ze de twee stoeltjes om en om als stapstenen gebruiken om door de ruimte te bewegen. In grote heldere bewegingen ontrolt de choreografie zich op de muziek voor piano, cello en accordeon die Stevko Busch speciaal voor de voorstelling componeerde.

De allerjongsten lijken vooral zeer ontvankelijk voor enerzijds herkenbare bewegingen, zoals het klapwieken of de schrijfbewegingen van Stefanelli, anderzijds juist op maffe, onlogische en absurdistische handelingen. Borrelende lachsalvo’s klinken bijvoorbeeld als hij moet duiken voor een stoel-aan-draad die van Kuronen een zet heeft gekregen en door de ruimte zwiert, als hij telkens misgrijpt naar de vliegende zetel of met stramme benen rechtstandig stuiterend over de vloer beweegt. Kuronen krijgt de lachers mee als ze in een omgekeerde V op handen en voeten als een nieuwsgierig wezen rondwandelt of als een willoze pop in diverse houdingen wordt gemanoeuvreerd als Stefanelli haar aan het bed meesleurt.

Alles wat naar slapstick en acrobatiek riekt wordt moeiteloos opgepikt, maar ook gekke verbanden (onzichtbare draden) tussen geluiden en bewegingen als abrupt geheven stramme benen scoren een gulle lach. Of de jongsten de betekenis begrijpen van de zandloper – een kopie van de drie lampenkappen, maar dan omgekeerd – die bij aanvang en aan het slot in een dun draadje zand het verstrijken van de tijd markeert, is de vraag. Moeilijk na te gaan is ook of het poëtische gehalte van de choreografie tot de kinderen doordringt, maar ongetwijfeld is er weer een zaadje geplant – of een draadje gesponnen.

Foto: Hans Gerritsen