Een groep tieners rent rondjes over het podium, keurig in colonne. Een schrille fluittoon weerklinkt, als van een man die zijn hond roept. Ogenblikkelijk draaien ze om hun as en rennen in omgekeerde richting.

De opening van The Priestess is ijzersterk omdat het publiek meteen weet waar het naar kijkt: een gymles op school – en vervolgens alsnog hardhandig op het verkeerde been wordt gezet. Want zoals deze docent tegen zijn leerlingen tekeergaat, zijn we dat in Nederland al decennia niet meer gewend. Hij schreeuwt tegen ze alsof ze soldaten zijn, slaat naar ze als ze niet hard genoeg lopen, dwingt ze tot een vernederend hurkend huppelen wanneer ze iets fout doen. We zijn dan ook op het platteland van Hongarije, waar de Middeleeuwen doodleuk de draad weer lijken te hebben opgenomen na ruim veertig jaar communisme.

The Priestess van de Hongaarse theatermaker Árpád Schilling en zijn gezelschap Krétakör (krijtkring, als in De Kaukasische Krijtkring van Bertold Brecht), naar Nederland gehaald door festival De Keuze van de Rotterdamse Schouwburg, vertelt het verhaal van een actrice die uit idealisme vanuit Boedapest naar een boerendorpje trekt om daar schoolkinderen toneelles te geven. Ze behandelt de kinderen als gelijken, een manier van werken die inslaat als een bom. Schilling verbeeldt dat fraai door haar te laten opkomen op een scooter, waarmee ze bruut de gymles verstoort. Maar hij zet ook meteen een toon van dubbelzinnigheid. Moet dat nou zo, met dat ding mijn zaal binnenrijden, vraagt de gymleraar vertoornd. Ja, antwoordt ze. Als ze haar scooter buiten laat staan, is ze hem kwijt: ‘Die zigeuners stelen alles.’

Met die opmerking blijkt de lerares zelf niet immuun voor de onderhuidse frustraties en vooroordelen binnen de dorpsgemeenschap. Ongewild woelt ze die los met haar aanpak. Aanvankelijk bloeien de kinderen op onder haar handen, en vallen zelfs de cynische gymleraar de schellen van de ogen. Maar als ze een van haar leerlingen fel ter verantwoording roept voor diens racisme jegens de Roma in het dorp, bijt het kind even fel van zich af. De actrice dwingt alle betrokkenen in loyaliteitsconflicten, en daarin kiezen ze uiteindelijk toch tegen haar, en vóór de zekerheid van hun ouders, hun hardvochtige docenten en de plaatselijke priester. Als zelfs haar eigen zoontje stelling tegen haar neemt, keert ze ontgoocheld terug naar Boedapest. Aan het slot zien we haar daar terug, tussen twee werelden: de vertrouwde grote stad boeit haar niet langer, ze wil het liefste terug naar het dorp dat haar niet meer wil hebben.

The Priestess is opgebouwd uit een reeks lange scènes, ondersteund door filmbeelden die met abrupte overgangen de hoogte- en dieptepunten van de interventie door de actrice verbeelden. De titel refereert aan de mislukking van haar missie: ze trapt zo hard tegen de gevestigde verhoudingen, dat het dorp háár als de onderdrukker ziet in plaats van de pater die ze de huid vol scheldt. Midden in de voorstelling betrekt Schilling het publiek in de strijd. Hij laat een van de kinderen vragen stellen: hoe zien de toeschouwers het conflict? Maar de jongen laat al hun antwoorden en suggesties in de lucht hangen met een vriendelijk ‘Dankuwel’, en hen daarmee voelen wat het is om te leven in een gemeenschap die de felste passies en emoties bij voorkeur onbesproken laat. Zoals de priester oorverdovend zwijgt wanneer een van de meisjes hem tijdens de biecht de liefde verklaart en hem smeekt samen met haar het benauwende dorp te verlaten.

Want de kinderen willen dolgraag ontsnappen aan hun uitzichtloze bestaan als hulpjes in een armoedige boerenhuishouding. De schuld voor het onvervuld blijven van die wens legt Schilling niet bij de kinderen, maar bij hun lerares. En daarmee even genadeloos bij zichzelf: The Priestess is een ode aan de mislukking van een poging tot hervorming die Schilling zelf in zo’n dorpje ondernam. Door een groep plattelandskinderen zonder toneelervaring dat jammerlijke experiment met verve te laten heropvoeren, zet hij zijn eigen falen alsnog om in een glorieuze overwinning.