Met enige schroom zoek ik mijn stoel op. De ruimte is genadeloos leeg, het publiek zit eng dicht op elkaar op stoelen die rondom het rode speelvlak neergezet zijn. Zestig toeschouwers die weten dat er straks iets van ze verwacht wordt en zich daar op voorhand niet helemaal comfortabel bij voelen. We gaan immers meedoen, dat is aangekondigd.

600 HIGHWAYMEN, het New Yorkse gezelschap dat al twee keer eerder op Noorderzon aanwezig was, heeft beloofd te zorgen voor ‘het ontstaan van vriendelijke interactie tussen vreemden’. Eng. Moet ik straks de hand gaan vasthouden van mijn buurvrouw? Ga ik samen met al die anderen die enorme rode vloer op om weet-ik-veel-wat te moeten doen? Waar is de behaaglijke stoel van waaruit ik, over de schouders van degene die voor mij zit, kan kijken naar een voorstelling? Met een kritische blik en het notitieblokje op mijn schoot.

Vijf kwartier later sta ik, als enige aanwezige, voor mijn stoel met een stapel kaartjes in mijn hand. Ik lees de korte tekstjes voor en hou me keurig aan de pauze-instructies. ‘Dit is het einde’, lees ik van het laatste kaartje. ‘– PAUZE VAN ZES SECONDEN -.’ Of ‘een nieuw begin’.

De toeschouwer (die ik toch al niet echt was) is definitief de deelnemer geworden.

Theater als een rituele viering, zo zou je The Fever kunnen omschrijven. Een ritueel waarin begrippen als ‘vertrouwen’ en ‘verbinding’ centraal staan. In deze tijden van verregaande individualisering misschien niet heel erg cool, maar juist daarom extra van belang.

En dat ieders schroom direct na het begin van de voorstelling verdwijnt als de spreekwoordelijke sneeuw, is volledig te danken aan Abigail Browde en Michael Silverstone, de twee artistiek leiders van 600 HIGHWAYMEN. Zij zitten bij aanvang onopvallend tussen de bezoekers, zetten de voorstelling op een geruststellende manier in gang en sturen haar onnadrukkelijk bij.

Dat begint met Browde die een eenvoudige maar fraai vloeiende armbeweging maakt. Met een vriendelijk hoofdknikje weet ze haar buurman ervan te overtuigen diezelfde beweging te maken. En zo verder, totdat wij allen deel uitmaken van een kabbelende zee.

Dan wordt er een feest beschreven dat gegeven wordt door ene Marianne. Iemand wordt gevraagd Marianne te spelen. Ook woordloos. Het werkt.

En zo gaat het door. Soms heel concreet, als een van de ‘echte’ spelers vraagt om opgevangen te worden als hij valt, soms abstract, als we allemaal tegelijk een soort dans uitvoeren. Of samen helpen iemand te laten crowdsurfen.

De kracht van The Fever zit ‘m ook in het feit dat een en ander niet ontaardt in de gruwel van een managementscursus waar de deelnemers meer onderling vertrouwen moeten krijgen. Er zit een niet-verplichtende vanzelfsprekendheid in alles, een vanzelfsprekendheid die ervoor zorgt dat er onvermoede kwaliteiten worden losgemaakt. Iedereen blijkt sierlijk te kunnen bewegen!

Het besef van de kracht van de voorstelling drong pas later tot me door. Heb ik werkelijk met 59 wildvreemden een dansje gemaakt? Ja dus. Dat zegt iets over het hier-en-nu van The Fever, waarin geen ruimte is voor cynisme of afstandelijkheid. Zelfs de meest stugge bezoeker gaat overstag, daar ben ik van overtuigd.

En ik mag hopen dat er elke avond een nieuw cadeautje uit te pakken valt zoals bij de voorstelling die ik zag. Een meisje van een jaar of 10, helemaal alleen op dat grote podium, begreep de tekst niet. Zachtjes zei ze: ‘I am from Germany’. Gelukkig bleek er een perfecte tolk aanwezig.

Foto: Maria Baranova