De alta rood geverfde, blote voeten van de zes dansers klappen gelijkmatig vanaf de hiel naar beneden, op de grond. Razendsnel creëren ze een roffelend ritme waarmee ze in tegengestelde richting het podium kruisen. De handen gesticuleren mee in gebaren in de lucht. Ze reizen de lichtbanen op het podium over, en creëren met elkaar patronen, driehoekige motieven, of juist lange draden die door elkaar verstrikt raken. In Thari – The Loom weeft choreograaf Malavika Sarukkai met haar dansers een sari, het traditionele doek dat Indiase vrouwen dragen.

Sarukkai pluist de sari uit. Ze trekt de lap draad voor draad uit elkaar, om bij de oorsprong uit te komen: ze structureert een choreografie volgens de patronen, kleuren en motieven waarmee de sari op een weefgetouw wordt gemaakt. Ze laat daardoor de schoonheid en complexiteit van dit alledaagse, maar ook cultureel gewortelde kledingstuk zien. Een heel nederig gebaar, doordat ze de complexiteit en schoonheid achter die alledaagsheid toont. Ze doorgrondt de sari tot in de kern. Met haar choreografie en respect voor de Indiase klassieke dans verheft ze deze tot een metafoor voor de levensloop.

Sarukkai rekt met haar choreografieën de grenzen van de Indiase klassieke dans bharatanatyam op. De meer dan tweeduizend jaar oude dans wordt gekenmerkt door het rechte bovenlichaam, de gearticuleerde stampende voeten en de handgebaren, die staan voor woorden uit de gezongen gebeden waarop de dans wordt uitgevoerd. Voor de voorstelling vertelt Sarukkai hoe ze het vocabulaire leerde kennen, om vervolgens na jaren training te ontdekken dat ze er een nieuw narratief mee kan creëren en nieuwe interpretaties aan kan geven.

Dat doet ze vol respect naar haar roots. In haar dramaturgie en idioom is elk handgebaar, elke glimlach en elke oogopslag perfect uitgevoerd. Haar choreografie is opgedragen aan de sari. Die geeft ons vrijheid, de motieven vormen het patroon van het leven. Als je dat kent, kun je er ook uit losbreken en ermee spelen. Ze vertelt hoe de sari haar aan haar moeder doet denken. Aan het moment waarop zij haar eerste sari kreeg, wat ook het moment was dat ze een nieuw levensdoel voelde.

In haar ontroerende solo komt dit pas echt tot uiting. Ze buigt naar haar publiek, kijkt ons vriendelijk aan, lijkt in gebed te zijn en buigt haar hoofd. Om vervolgens de energie om te zetten in handen die met de sierlijkheid en kracht van een kolibrie rondom haar lijf cirkelen.

Sarukkai geeft de sari een gelaagdheid met een choreografie die soms grover weeft, wanneer de knieën omhoogkomen, en dan weer heel precies, wanneer klappende, dribbelende voeten en vibrerende vingers het ritme van het weefgetouw doen versnellen. Dat ritme resoneert door je hele lichaam. Je beweegt mee in de nederigheid en het respect van de Indiase cultuur.

Tegelijkertijd doen die cultuurverschillen er niet meer toe: de abstractie en universele betekenis van de choreografie spreken voor zichzelf. Dat je als Westerse Indiase dansleek niet weet wat de handgebaren of de dynamiek precies betekenen, lijkt er niet toe te doen. Wanneer zes paar armen als golven op en neer bewegen, waarbij elke hand er anders uit lijkt te zien en zo daadwerkelijk de individuele vorm van elke golf weergeeft, voel je dat in je lijf vibreren.

Sarukkai laat zien dat dans een universele taal kan zijn. De diversiteit ervan is de rijkdom. Wat geweldig dat het India Dans Festival het mogelijk maakt dit ook in Nederland te aanschouwen.

Foto: Shalini Jain