Wie in de geschiedenis van de paaldans duikt, ontdekt dat naast het erotisch entertainment vanaf de jaren ’80 van de vorige eeuw, er een hele genealogie terug te sporen is naar bijvoorbeeld het Indiase Mallakhamb of het minder bekende maar even spectaculaire danse sur bambou uit West-Afrika. In het eerste geval gaat het om een spirituele vorm van sport, in het tweede geval om een rituele dans en in alle gevallen zijn het eerder mannen die deze dans beoefenen en is het erotische aspect niet het doel.

Choreograaf Guilherme Miotto onderzoekt stelselmatig hoe lichamen die een specifieke (niet-esthetische) training hebben ondergaan gechoreografeerd kunnen worden. Eerder deed hij dat bijvoorbeeld al met freestyle voetballers en voor deze voorstelling werkt hij met de kampioen paaldans Yvonne Smink.

Als sport heeft paaldans zich over de jaren een stevige positie weten te verwerven en samen met luchtacrobatiek heeft zich ook een artistieke tak ontwikkeld in het wedstrijdcircuit; Miotto gaat nóg verder en ontwikkelde een solo van bijna een uur met de danseres (waar standaard paaldansoptredens zich beperken tot niet meer dan vijf minuten).

Men kan beweren dat de exhibitionistische lichamelijkheid van dans per definitie een erotische component heeft. In deze choreografie blijft die in ieder geval volkomen impliciet: zelfs de spreekwoordelijke paal is in dit geval uitgewerkt als een geleedpotig witgelakt staketsel waar de danseres in een eveneens wit sportief tenue in danst. Ze danst in, om, op tegen en met het staketsel dat met al zijn tentakels haar danspartner wordt.

Ze begint liggend op de grond vanuit een hoek rechtsachter en vervolgens activeert ze elke centimeter van het staketsel op organische wijze, zodat van meet af aan de constructie onderdeel wordt van haar eigen lichaam – of omgekeerd. Wie dacht dat gewrichten de enige scharnierpunten in een menselijk lichaam zijn, zal zijn ogen uitwrijven: Smink slaagt erin ons een lichaam te tonen dat volstrekt bevrijd is van zo’n banaliteit als de zwaartekracht, of zo’n cliché als een boven- en onderkant, voor- en achterkant. Met moeiteloze elegantie demonstreert ze hoe ze zich thuis voelt in haar habitat. Ze zweeft, slingert, omhelst het staketsel, af en toe glijdend, dan weer tollend terwijl ze zich stevig verankert in een langgerekte niet aflatende flow.

Af en toe is er een stroomversnelling in opgenomen en componist-musicus Isaac Poels ondersteunt haar daarbij met een ter plekke geproduceerde heel open en zeer passende soudscape, die misschien wel een ruimtelijkere behandeling verdient dan de vaste speakers die bij de première gebruikt werden.

Bijna een uur verstrijkt aldus: de ideale tijd voor een ontspannen wandeling door een herfstbos in de nazomerzon. Tijdens een dergelijke wandeling observeert de wandelaar opmerkzaam hoe de paddenstoelen erbij staan, snuift hij de geur van de humuslaag, merkt hij de spinrag op in het lage tegenlicht: dit alles observeert hij maar zonder zich daarmee te verbinden, en aldus betreedt de wandelaar het rijk van de meditatie. Deze voorstelling voltrekt zich als een meditatie. Sminks gezicht toont van meet af aan een open concentratie die uitnodigt maar niet verplicht: ze danst en wij mogen daar getuige van zijn, maar ze danst misschien niet eens voor ons maar voor een onzichtbare toeschouwer, en daarmee komt zij dichter bij de rituele wortels van de paaldans dan de commerciëel-erotische vorm ervan.

Foto: Karin Jonkers