O o o o o die bal. Performer/balkunstenaar Nasser el Jackson staat alleen op de theatervloer, in het midden van de achterlijn. Vier schonkige ijzeren lichtbakken staan vanaf de voorste hoeken en de zijkanten op hem gericht. Achter hem is er alleen het gordijn en tegenover hem zitten wij met z’n allen, het publiek, fans van Nasser het freestyle-footballwonder of fans van dans of van choreograaf Guilherme Miotto. Allemaal gekomen om te zien wat ze ervan gemaakt hebben, of deze voorstelling een vorm heeft gevonden die zowel de dansliefhebber weet te boeien als degene die is gekomen voor Nassers fenomenale tricks.

En nu staat Nasser er alleen voor. Zijn geliefde bal, het verlengde van zijn lijf, ligt enkele meters voor hem in het midden van de vloer, maar hij mag er niet aan zitten. Dus hij staat. Hij kijkt en laat zich bekijken. Maar zijn lijf wil naar die bal. Het stuitert diep van binnen, net als een bal, zijn hoofd bopt op en neer van verlangen, zijn voet schiet in die richting en weer terug. Hij blaast een paar keer de spanning uit zijn lijf en neemt een andere pose aan. Hand op de heup, blaas. Voeten uit elkaar, blaas. Blik op ons, steelse blik op de bal. Het licht uit die vreemde vierkante lichtbakken legt een groene waas over zijn gezicht. Was hij maar op het veld.

Er zijn verschillende manieren om op een podium te staan. Je kunt er gaan staan om jezelf van je beste, slimste, lenigste kant te laten zien. Maar je kunt er ook gaan staan om de kwetsbaarheid te delen die we allemaal kennen. Nu leven we in een tijd waarin die beste kant heel vaak voorrang krijgt. De camera-app van je smartphone strijkt standaard je gezicht glad als je een selfie neemt, sociale media kennen wel een like-knop maar niet een eenduidige I’m sorry-knop en werken zo het delen van de leukste momenten in de hand.

Je zou haast vergeten dat het heel menselijk is om af en toe op te staan met een dikke puist op je neus of ’s nachts een keer ergens wakker van te liggen. In het dagelijks verkeer zoeken we de comfort zone. Hoe zorgen we dat we niet afhaken als dat niet lukt? Corpo Máquina verbeeldt het door middel van dat stuiterende, verlangende lijf van El Jackson. Het wordt uit die comfort zone geweerd.

Ik heb hem weleens eerder gezien, dollend met de bal. Het is echt heel knap hoe hij één is met die bal, hoeveel controle hij heeft over zijn interactie met die perfect ronde hap lucht. Maar als ik ernaar kijk voel ik ook afstand tussen hem en mij. Hij is dan een fenomeen, ik een eenvoudig toeschouwer, die in alle bescheidenheid mag toekijken wat de tovenaar allemaal kan. Ik kan het aanmoedigen, maar niet aanvoelen. De enige keuze is de like-knop.

Miotto zet in zijn werk de lichamen van zijn performers voortdurend in een stand van onrust, het dansende lichaam trilt en schokt en bibbert bij hem, uit balans, met elke beweging op zoek naar een nieuw houvast. Nasser el Jackson moet hier ook op zoek. Stappend, rennend, rollend, af en toe een gladde move makend, maar ook kruipend op handen en voeten probeert hij die bal naar zich toe te trekken, het rollen en stuiteren van lijf en leer te synchroniseren. Hij komt uiteindelijk aan de bal, maar hij moet een omweg nemen langs ongemak en onvermogen, en zelfs als hij en de bal samen stuiteren is er pijn. De bal slaat de man in zijn gezicht, met een bonk landt het voorhoofd naast de bal op de grond.

.Ball is een stuk geworden over doorzettingsvermogen. De virtuoos krijgt de kans niet om zijn virtuositeit te showen, maar moet wel een uur lang op zoek naar zeggingskracht, zonder steun van een vet muziekje of een eigen vast arsenaal aan trucs. Dat is wennen voor El Jackson, maar hij gaat het aan, met vallen en opstaan. Zo staat er uiteindelijk toch een mens tegenover de kijker, een mens die ploetert voor het oog van al die anderen en voor wie opgeven geen optie is. Een mens die we het daarom van harte gunnen dat hij na afloop een selfie wil met zijn applaudisserende publiek.

Foto: Ernest Potters