In haar debuutvoorstelling Paranoia baseert regisseur Inge-Vera Lipsius zich op het gelijknamige korte verhaal van W.F. Hermans. De keuze om het geheel in realistische stijl te vangen heeft zowel voor- als nadelen.

Gestommel op de gang. Geroep, geruzie. Als de deur van de kamer opengaat zijn we getuige van een laatste woordenwisseling tussen Arnold Cleever en zijn huisbaas: de laatste wil dat Cleever oprot, omdat hij luxe appartementen wil bouwen. In de in duisternis gehulde kamer stommelt Cleever wat rond, gaat naar de keuken, mompelt wat voor zich uit. Pas als hij de krant pakt wordt de premisse van het stuk duidelijk: hij herkent zichzelf in de foto van een voortvluchtige SS’er, en raakt ervan overtuigd dat de autoriteiten hem op de hielen zitten.

Willem Frederik Hermans schreef de novelle Paranoia in 1948, in de directe nasleep van de Tweede Wereldoorlog. In zijn verhaal blijkt Cleever helemaal geen SS’er te zijn, maar lid van een Nederlandse militaire compagnie die zich meteen aan het begin van de oorlog overgaf, waarna hij de rest van de bezettingstijd op zijn kamer doorbracht. Er lijkt een diepe schaamte aan Cleevers waanbeelden ten grondslag te liggen: hij ziet zichzelf nog liever als de vijand dan als de non-entiteit die hij in oorlogstijd daadwerkelijk is geweest.

Debuterend regisseur Inge-Vera Lipsius ensceneert het verhaal op een voor het Nederlandse theaterlandschap verrassende wijze: ze streeft namelijk een soort filmisch realisme na. De scenografie is tijdperk-conform (oude kranten, een oude radio, een oude telefoon, veertiger-jaren-kleding) en de personages doorbreken nooit de vierde wand. Het ruimtegebruik is daarbij ingenieus: hoofdrolspeler Valentijn de Jonge verdwijnt soms naar de keuken, waardoor je hem vanuit de kamer waar het publiek zit maar half kan zien en het gevoel van immersie en voyeurisme versterkt wordt.

Ook het lichtgebruik werkt dat gevoel in de hand: het halfduistere appartement wordt slechts verlicht door een zaklamp, door het licht vanuit de keuken of door het schemerlampje naast Cleevers bed. De paranoia van Cleever wordt verder uitvergroot door zijn eigen stem die plotseling vanuit de keuken komt; het geluidsontwerp van Neeltje van der Vlugt en Willem van Erven Dorens is zo kraakhelder dat het eerder op buikspreken dan op een opname lijkt.

De regiestijl botst echter ook tegen beperkingen aan. Dat komt door het bronmateriaal: Paranoia is een novelle die zich grotendeels via de innerlijke monologen van de hoofdpersonages afspeelt, en dat is lastig te vertalen naar een vorm die op realisme is geënt: de monologen van Cleever doorbreken de illusie, zeker als hij hardop krantenartikelen voorleest of zijn redeneringen al te letterlijk aan het publiek uitlegt. Aan de andere kant schrapt Lipsius een groot deel van de teksten van de novelle, waardoor de psychologische nuances van het hoofdpersonage te veel verloren gaan en je vooral naar een verwarde man zit te kijken die in het stuk eigenlijk geen ontwikkeling meer doormaakt.

Wat niet helpt is dat Lipsius zelf een paar dagen voor de première de rol van Cleevers vriendin Anna moest overnemen vanwege uitval van de oorspronkelijke actrice. Op basis van de tekst is het al een vrij eendimensionale rol, maar Lipsius slaagt er (begrijpelijkerwijs, vanwege het tijdsgebrek) ook niet in om enige gelaagdheid toe te voegen aan de slaafse vrouw die alleen ten dienste van haar man staat. Wat dat betreft breekt ook de trouw aan Hermans’ verhaal het stuk op: in 1948 was het heersende vrouwbeeld in de literatuur nu eenmaal bedroevend.

Met eigen toevoegingen aan de tekst doorbreekt Lipsius hier en daar het realisme en slaat ze een meer theatrale toets aan, zoals wanneer Cleever plotseling in een nihilistisch filosofisch mantra verzeild raakt. Ook het moment waarop Anna plotseling in koor met Cleever begint mee te praten is prikkelend: bestaat zij eigenlijk wel echt, of is ze ook een waanbeeld? Dat zou haar eendimensionaliteit dan weer verklaren: wellicht heeft Cleever zelf in zijn eenzaamheid een onderdanige vrouw bedacht? Op de momenten waarop Lipsius het bronmateriaal op deze wijze naar haar eigen hand durft te zetten is haar Paranoia op zijn sterkst.

Foto: Arjen Veldt