Het klinkt mooi, maar de idylle is ver te zoeken in Paradisus. Regisseuse Ari Deelder en tekstschrijver Enver Husicic schilderen een apocalyptisch beeld van een stervende mensheid. Twee broers en een zus eten hun laatste blik bonen. En toch blijft de hoop tot het laatste moment bestaan.

De golven komen steeds dichterbij. De lucht is kankerverwekkend. De worst is verrot. De broers Keizer en Arthur (Erik van Welzen en Klaas Postmus) wonen met Zus (Anna Hermanns) in een vervallen hutje aan het randje van de wereld. Als Paradisus begint, zit Keizer op een afgetrapte kakstoel en liggen Zus en Arthur in een eenpersoons bed. Het leven is teruggebracht tot de essentiële zaken: eten, contact, sex. Maar eten is er nauwelijks meer, uit het intermenselijk contact is alle verrassing verdwenen en Keizer, op wie Zus haar lichamelijke hoop heeft gevestigd, is impotent.

Hoe reageert het trio in het hutje op de eindtijd daarbuiten? Voor Arthur is het duidelijk: die ziet de mens als een kind dat een toren van blokken bouwt en die weer omgooit. Hij is de intellectueel, met een rijtje boeken boven zijn hoofd. Keizer heeft maar één boek nodig: de Bijbel, door zijn vader voorzien van aantekeningen. Hij houdt vast aan het geloof, terwijl pa volgens de anderen een hypocriete schoft was die zich op allerlei manieren aan zijn kinderen vergreep. Keizer probeert vaders tirannie halfslachtig voort te zetten, omdat ze volgens hem ‘van boven’ alle steun kunnen gebruiken waar ze maar enigszins kans op hebben.

Arthur heeft geen hoop, Keizer klampt zich vast aan het hogere en voor Zus is een kind de enige kans op een vorm van overleven. Verder houden dromen, visioenen en een dansje hen nog even op de been.

Enver Husicic, die al eerder met Deelder en Hermanns werkte in de theatergroep Ponies, geeft het ruige gezelschap in het hutje een tekst met humor in handen, waar de acteurs graag gebruik van maken. Het spel van het driemanschap mag er zijn. Ook het prachtige keukenkamertje van decorontwerpster AMC Fok werkt mee aan de sfeer van de voorstelling.

Het nadeel van Paradisus is dat er nauwelijks ontwikkeling mogelijk is. Meteen vanaf het begin stormen deze laatste mensen af op het einde, en een afslag zit er niet in. Daardoor gaat de voorstelling gaandeweg wat trekken. Dat neemt niet weg dat Paradisus een aardig portret is van een mensheid die ook in wanhopige omstandigheden zeker voor twee derden blijft hopen op verbetering.

Foto: Polle Willemsen