Een toneelsolo, het blijft een lastig genre. In zijn theatermonoloog Zwarte voeten doet voormalig profvoetballer Rory de Groot verslag van zijn wanhoopsjaren vanaf zijn 26ste. Zijn droom als voetballer bij Feijenoord viel in die tijd in duigen. Hij moest een nieuw doel in zijn leven vinden, en dat werd het theater.

Elke dag zat hij urenlang in de bibliotheek van het Theaterinstituut om zich ‘intellectueel bij te spijkeren’, zoals hij het noemt. Totdat de attente bibliothecaresse hem een boek aanraadde, De mythe van Sisyphus (1942) van de Frans-Algerijnse schrijver Albert Camus. Dat werd De Groots lijfboek, het antwoord op al zijn vragen. Camus werd zijn literaire held. De mens moet het ‘veld van mogelijkheden’ uitputten, zo luidt Camus’ stellingname.

Ruim vijf kwartier richt De Groot zich rechtstreeks tot de zaal. Het begint spannend: schuifelend komt hij op, met een stapel boeken in de hand. Hij lijkt inderdaad op een Franse filosoof. Hij wil de boeken tillen op een hoge lessenaar, waaronder een typemachine staat opgesteld. De boeken vallen luidruchtig op de grond. Het beeld is duidelijk: die boeken zijn als de loodzware steen die de mythologische, ambitieuze held Sisyphus uit wraak der goden de berg moest oprollen en die, eenmaal op de top gelegd, naar beneden viel. De Groot herkent zich in Sisyphus, herkent zich in Camus en zijn leer van het absurdisme. Het begin van zijn theatrale monoloog is het sterkst: hij legt verrassende verbindingen tussen zijn persoonlijke strijd en de strijd van Camus om ondanks de absurditeit van het leven toch zin en richting te vinden. Roeland Hofman is zijn regisseur.

Aangrijpend is het inzicht dat De Groot biedt in de jeugdjaren van Camus, die in een buitenwijk in Algerije opgroeide en zijn vader nooit heeft gekend: die werd neergeschoten in de Eerste Wereldoorlog in een ver en vreemd land. Zijn ouders waren emigranten die in Algerije een nieuw leven wilden beginnen, in de woestijn, waar ze ‘zwarte voeten’ kregen, vandaar de titel.

Geleidelijk laat De Groot de persoonlijke invalshoek los, die zijn voorgaande solo Hand in hand: het verhaal van een belofte zo indringend maakte. Hij neemt gedaanten en typen aan: Sartre met bril en kenmerkende, afgeknepen stem. Camus als de Humphrey Bogart van de Parijse jaren zestig. Afbeeldingen van café Flore komen voorbij, die verrukkelijke jaren vervuld van filosofie, literatuur en liefde. Wie is daar niet vol van? De performance transformeert geleidelijk tot een meer sfeervolle overdracht van kennis en soms al te welbekende feiten. Als De Groot een regenjas aantrekt en een sigaret in de mond neemt, is hij Albert Camus. Soms is het meer een hoorcollege dan een theatrale solo.

Aan het slot vertelt hij over het dodelijke auto-ongeval dat Camus trof, onderweg naar Amsterdam. In zijn koffer bevond zich het typoscript van een nieuw boek, over de liefde. Maar Camus was helemaal geen goede vader voor zijn dochters en allesbehalve een trouwe echtgenoot voor zijn vrouw. Zijn veroveringen waren legio. Een boek over de liefde zou er wel nooit van komen, en zou De Groot dat niet moeten schrijven? Met dit aanstekelijk enthousiasme eindigt de voorstelling, hoopvol na alle tegenspoed.

Toch is Zwarte voeten niet optimaal. Rory de Groot heeft beslist een uitstekende stijl om een performance te geven; zijn stem is mooi van toon, zijn soepele bewegingen verraden de voetballer. Maar als geheel is zijn optreden te eendimensionaal, te vlak en ook teveel Wikipedia-feiten die het persoonlijke relaas in de weg staan. Dat is jammer. Meer grilligheid, absurditeit in stijl, groteske expressiviteit hadden de voorstelling spannender gemaakt. De vorm volgt te gehoorzaam de inhoud. Je vraagt je af: waar is Rory de Groot zelf gebleven?

Foto: Pepijn Lutgerink