Annelies Van Hullebusch heeft iets met papier. Eigenlijk heel veel. Ze raakt er niet los van. En dat is maar goed ook. Bij haar komen niet de verhalen uit boeken tot leven, maar de boeken zelf. Meer nog: het papier zelf wordt het verhaal, het papier is de voorstelling. Papier wordt, of beter, is haar universum. Samen met haar compagnon de route Wanda Eyckerman opent ze haar wonderlijke wereld nu ook voor kleuters. Maar niet alleen voor kleuters. Want de bladeren die aan de boeken ontsnappen en uitgroeien tot wolken, bomen en vogels verwonderen ieder die op zoek is naar schoonheid.

Meerdere producties van Van Hullebusch vonden plaats in intieme setting. Een klein groepje toeschouwers zat op schoolbanken of op een kleine tribune en knutselde met de theatermaakster de voorstelling in elkaar. Toeschouwers kregen een boekje ter hand, Van Hullebusch zei wanneer er een bladzijde mocht omgeslagen worden en je combineerde de tekeningen en de woorden uit het boekje met de ontvouwen taferelen op de speelplek. Van Hullebusch was de vertelster. Ze leidde het publiek met woorden en vooral beelden door een verhaal, een verhaal over een dorp, over een flatgebouw. Ze knutselde een vertelling met woorden, objecten, tekeningen, aquarellen, en met veel knip- en plakwerk.

Nu speelt ze voor een middelgrote zaal, voor een groot publiek kleine kinderen en hun ouders en grootouders. Dat publiek moet nu alleen maar kijken naar de twee speelsters op het grote podium. Het toneel lijkt zo groot voor die twee! Ze staan aan de kant, her en der staat er een tafeltje, een pied-de-stalletje, je ziet een spotje op de vloer, er hangen rails met papierklemmen.  De hele ruimte wordt gebruikt, en wij hoeven alleen maar te kijken, het ene moment achterover leunend, dan weer op het puntje van de stoel, alleen maar kijken naar wat de twee maaksters bij elkaar toveren, we hoeven alleen maar te genieten.

Als we de zaal binnenkomen, staan Van Hullebusch en Eyckerman aan een boekenkastje, en zijn ze druk in de weer met perforators. Ze maken confetti en hebben daar duidelijk plezier in. Uit het boekenkastje nemen ze een boek en vouwen het langzaam open. Het ontsnappend geluid maakt het spannend. Het is een groot blad. Langzaam wordt het gevouwen en weer open geplooid, het lijken zonnestralen. Van Hullebusch knipt een hoek af, geeft die aan Eyckerman, die er een waaier van maakt. Het blad wordt opengevouwen, het is groot met een groot gat. Van Hullebusch hangt het blad op aan een rail, Eyckerman richt er een spot op. Een zwarte zon in een goudgele omlijsting hangt nu boven het toneel.

Een nieuw boek wordt uit het kastje genomen, telkens weer. Steeds weer klinken er geluiden, brommend, dreigend, vrolijk, kwinkelerend. Steeds komt papier uit de boeken, al kant en klaar met rechtop verende bomen, of papier dat in de handen van de maaksters verandert in een vogel, een slak, een rivier, een bos, een boom vol fruit. Uit elk boek ontstaat een nieuw tafereel, in een nieuw maakproces. Belichting zorgt voor schaduwspel, projectie laat een boom kaal waaien. Het is vouwen, knippen, plakken, scheuren, tekenen, verven, stempelen. Bergen ontstaan, een waterval ontrolt zich tot een brede rivier. Uit een boek komen er als uit een matroesjka kleine en nog kleinere boeken. Piepklein worden ze uitvergroot op het scherm, piepklein blijven ze, ze zijn als een een ode aan de boekjes uit een kunstwerk van Marcel Broodthaers die meer dan een halve eeuw geleden ook met papier een heel museum creëerde.

Opvallend in de voorstelling is dat er geen mensenfiguurtjes, poppetjes, voorkomen. Ook nu niet. En deze keer gaat het ook niet over mensen op deze wereld. Papierlied vormt een wereld zonder mensen, een universum dat door twee mensen uit papier geschapen wordt, het wordt een plekje voor een vogeltje dat uit een boekrug gevallen is. Het is een wereld van papier, uitgepuurd en teder associatief aan elkaar geregen.

Foto: Clara Hermans