In het streven een voorstelling te maken over een perfect leven zonder tragiek laat Katja Heitmann haar dansers de bewegingen tot in de uiterste perfectie uitvoeren. Daarbij stuit ze, of liever gezegd, stuiten haar performers in Pandora’s Dropbox op de fysieke wil van het lichaam. Al tranend en zwetend en met helder druipende loopneuzen voeren de zes lichamen hun taken uit. Ze handelen zonder emotie. En toch ontroeren ze.  

Ik zie de voorstelling tijdens SPRING Festival in Theater Kikker. Er ligt een zeshoekige vloer van kunstgras, de randen scherp aangelicht. In twee rijen zit het publiek er omheen. De zaal is donker. Er klinkt een trage beat, droog en regelmatig, als een hartslag in rust. Zes performers lopen traag hun rondes langs de rand. Maar ze lopen niet zomaar. Ieder aspect van hun voortbewegen is een afspraak, tel maar mee. Elke trage stap duurt zes slaperige hartslagen lang. Een stap is opgedeeld in zorgvuldig bemeten horizontale, verticale en diagonale bewegingen van elk betrokken lichaamsdeel. De ogen knipperen niet wanneer ze daarom vragen, maar wanneer dat is afgesproken. En dan niet even dicht en snel weer open, nee, op de tel. Langzaam dicht, een, twee; met kracht weer open, een, twee. De tranen vloeien, de zes gezichten blijven strak in de plooi: de blik zacht en open, een vage Mona Lisa-glimlach op de lippen.

De kostuums (van Annemarije van Harten) zijn verpakt in een laag plastic. De haren en gezichten zijn zo strak en glad dat ze ook wel van plastic lijken, maar na verloop van tijd begint het zweten en snotteren en zie je: dat zijn ze niet. Wie ook maar een beetje online aanwezig is weet: een hedendaags rolmodel heeft een perfect egale huid en geen haar verkeerd liggen op het mooie hoofd. Zodra ze wordt gezien, natuurlijk. Hoe ze thuis is blijft verborgen. Hoeveel dwang zo’n uiterlijk kost dus ook, want positief zijn is het devies. Tegenslag is een les op weg naar dieper beleefd geluk. De figuur die we zien komt gemedieerd door het scherm, een laag make-up op het gezicht en een laag teflon op de ziel, tot ons. Hoe kan zo iemand ons raken?

Verbeelden de performers robots? Of zijn het mensen? Wanneer ze naar elkaar toelopen lijken ze griezelig veel op machines: ze komen zo dichtbij dat de afstand wel op een cijfermatige berekening moet zijn gebaseerd. Degene die ze zo tegemoetkomen blijft onaangedaan. De blik verandert niet, het lichaam deinst niet terug. De berekening klopt. Ze hebben ook de perfecte manier gevonden om te gaan liggen. Hurken, het bovenlichaam naar achteren laten hellen, een hand naar de vloer ter ondersteuning, billen naar de vloer, benen naar voren strekken en langzaam neerleggen, bovenlijf wervel voor wervel neerleggen. Maar o, wat vraagt die tergend lange beheersing veel. Voor een perfecte, emotieloze beweging ziet het er na een half uur verdacht veel uit als één grote hunkering. Haal me hieruit, schreeuwt het trillende lijf. Laat me los. Het doet pijn om naar te kijken.

De handeling in deze performance blijft zonder tragiek. Maar de tragiek treft het handelende lichaam wel. Met al die doordachte sereniteit voel je: het gaat in deze voorstelling echt niet alleen om hoe die lichamen eruit zien, maar juist ook om wat de mensen in die lichamen willen doen, en wat er in weerwil daarvan met ze gebeurt. Trillen, tranen, zweten en snotteren: alles wat er met een mens op een emotioneel moment gebeurt, komt er toch uit, ook al bannen we datgene uit wat wij als aanleiding daarvoor zien. Kennelijk moet het eruit, maakt het deel uit van ons functioneren. Hoe tragisch.

Plato, Nietzsche, Hannah Arendt, zorgrobots, YouTube-vloggers: allemaal leggen ze de vraag voor wat het betekent mens te zijn. Katja Heitmann voegt zich in dit rijtje met een onderzoek dat het lijf van de performer keihard laat voelen hoe het mens is.

Foto: Wild&Thorny