Als je mensen hun naam afpakt, pak je niet alleen hun verleden af maar ook het verleden van hun kinderen en kleinkinderen. In de voorstelling NOM.NOS – Portugees voor ‘geef ons een naam’ – gaan enkele performers onder aanvoering van Gil Gomes Leal op zoek naar hun West-Afrikaanse wortels. Dans, poppen en mythische verhalen wijzen hen de weg.

Voor zijn productie NOM.NOS verzamelde Gil Gomes Leal – artistiek leider van de Amenti Theatre Company Company en als danser bekend geworden onder de naam Gil The Grid – een sterke groep dansers om zich heen. Maar in de openingsdans blijven de kracht en individualiteit van Joao M Balde Arias, Angel Gonzalez en Mark Sheats onder de oppervlakte borrelen. In een getergde groepsdans houden de vier dansers hun handen ineengeslagen, waardoor het lijkt alsof ze gereedschap hanteren: graven met een schop, hakken met een bijl, roeien met een spaan. De associaties met slavenarbeid liggen voor de hand.

In een volgende scène verschijnt acteur Romano Haynes ten tonele in een glimmend groen kostuum. In eerste instantie lijkt hij de groep te bespotten, omdat ze bang voor hem terugdeinzen en omdat hun naam hen is afgenomen. Gedurende de voorstelling verschuift de rol van Haynes steeds. Het ene moment is hij een soort gids bij de zoektocht naar Afrikaanse wortels. In een andere scène, waarin hij met poppen een familieopstelling van voorvaderen probeert te reconstrueren, benoemt hij zichzelf afwisselend als vader, zoon en heilige geest. Ook werpt Haynes zich op als een spirituele mentor in een ademsessie. En in de uitbundige slotdans mag hij – aangemoedigd door de dansers – laten zien dat hij ook nog een paar strakke moves in huis heeft.

Beweging en tekst komen fraai samen als alle performers de aandacht richten op de organisch vormgegeven boom, die het toneelbeeld overheerst. Het mythische scheppingsverhaal van het Dogon-volk uit Mali, waarin een heilige baobab-boom centraal staat, krijgt de vorm van een hypnotiserend vraag- en antwoordspel, waarbij dans en woord eerst de performers en dan het publiek meevoeren in dezelfde pulserende beweging.

Een belangrijke rol is weggelegd voor de karakteristiek vormgegeven poppen van Ulrike Quade. De menshoge figuren in de al genoemde voorouders-scène keren regelmatig terug in een archetypische familieopstelling – (groot)ouders achter, kinderen daarvoor – als stille getuigen van een met geweld weggestopt verleden. Mooi is ook de slappe pop die aanvankelijk als een zielig in elkaar gefrommeld hoopje mens op toneel wordt gezet. In een lyrisch duet met Joao M Balde Arias komt de pop tot leven als een wezen dat verwonderd de wereld in kijkt.

Na het intrigerende Ayahuasca – half dansvoorstelling, half helingsritueel – geeft Gomes Leal met NOM.NOS opnieuw overtuigend invulling aan het door hem zelf benoemde genre ‘neo-mythisch danstheater’. Ondertussen blijft de Rotterdammer ook een echte showman, die weet hoe je een publiek moet opzwepen. Zonder de mystiek van de voorstelling te doorbreken eindigt de voorstelling als een tribal hiphopfeestje. De ketenen die The Grid en zijn companen in het begin van de voorstelling nog bonden zijn afgeworpen. De dansers gaan los en de zaal danst mee.

Foto: Stacii Samidin