Zes jongens zijn opgesloten in een vierkant van hekken. Het publiek zit eromheen. Soms lijken ze dreigend, soms eenzaam, soms vrolijk. Ze zijn gevangenen. Maar waarvan? Het kan hun eigen jeugd zijn. Hun angsten, hun agressie, hun woede en toch ook hun verlangens.

Een vrouw, Priscilla Vaudelle, luisterde naar de verhalen van deze zes jongens en maakte met hen een intens stuk theater bij LostProject, het huisgezelschap van de Tolhuistuin in Amsterdam-Noord. Man Down werd onder luide bijval gespeeld op het kleine festival De Staat van de Man, georganiseerd rondom de voorstelling De Man is Lam van Lucas de Man in Frascati, Amsterdam.

Op sommige momenten lijken ze het meest op apen in een dierentuin. Ze rukken aan de tralies van de hekken waarachter ze zitten opgesloten. Ze kijken ons nieuwsgierig aan. Huppen op en neer. Keren zich om en gaan naar de andere kant. Toch zijn het acht jongens in blauwe, afgeknipte jeans. Blauw omdat het jongens zijn; ze kregen al blauwe kleren vanaf hun geboorte. Het zijn immers jongetjes. Maar wat dat verder betekent staat niet vast.

Het gaat om Tim van den Heuvel, Erwin Kiene, Guilermo Hamel, Robbie Wallin, Ziggy Knel, Joshua Sabajo, Ryan Pinas en Arman Tarhan. Hun namen zeggen al veel, bijvoorbeeld dat ze van verschillende achtergronden komen. De verschillende tinten van hun huid zeggen daar nog meer over. Toch zijn ze eerst en vooral jongens. Er wordt door ze gevochten, gestoeid, geplaagd en gelachen. Een keer geven twee van hen elkaar een zoen op de mond. Wat betekent dat? Zijn zij dus homoseksueel? Of moet dat ook gewoon kunnen?

Niet alles kan. Arman heeft geen zin om de ruwe spelletjes mee te spelen. Hij weigert zijn overhemd uit te doen en klimt over het hek naar buiten. Daarmee heeft hij zichzelf effectief buitengesloten, al is er heel soms enig contact met een van de anderen. Na een tijd gaat nog een van de jongens het hek over, en als twee van hen vechtend het hek door rollen blijken er plotseling evenveel jongens binnen als buiten het hek te zijn. Even later is Tim de enige die nog binnen het hek zit, hij is de leider, maar heeft geen volgelingen meer. Het is bijna barmhartig als hij naar buiten wordt getrokken en zich weer bij de groep kan aansluiten. Ze trekken donkere jasjes aan over hun blote bovenlichaam. Zijn ze volwassen geworden? Zullen ze dan net zulke vaders worden als ze zelf meestal niet hebben gehad?

Het spel van de jongens is van een grote kracht, met veel herkenbare humor. Robbie klimt tussen de toeschouwers en houdt een liefdevol verhaal over zijn moeder. Een meisje uit het publiek krijgt even aandacht. Maar verder blijft het raden hoe deze jongens met meisjes zullen omgaan. Ze praten stoer, en soms wat minder stoer, over neuken. Ze hebben het over hun vaders die ze bewonderen, maar eigenlijk niet kennen. Ze hebben het helemaal niet over wat ze leren of hebben geleerd op school, over hun toekomstperspectieven en over hun ambities. Politieke onderwerpen komen niet ter sprake. Het onderwerp homoseksualiteit wordt alleen aangestipt.

Toch ben ik aan het einde zeldzaam ontroerd. We hebben ze zien opgroeien tot zoiets als mannen, onhandig, tegendraads en tegenstrijdig. Ze zijn ons een klein beetje lief geworden, met hun grote monden en kleine hartjes. De meisjes in de zaal, die voor deze gelegenheid vol heel jong publiek zit, reageren zo te zien en te horen veel uitgesprokener dan de jongens, en met veel begrip. De jongens zitten soms een beetje bozig te staren en herkennen zich naar het lijkt liever niet in dit collectieve zelfportret. Misschien juist een teken dat het toch doel treft.

Foto: Tim Hillege