Hoe gedraag en beweeg je je bij emoties zoals schaamte en teleurstelling? Wanneer zet je een masker op en verberg je jezelf, en wanneer laat je een glimp van je ware gevoelens zien? In Losers onderzoekt choreograaf Jelena Kostić de onaangename én aangename bewegingstaal die komt kijken bij dit zelfbenoemde ‘loserschap’.

We zien vier dansers (Noëmi Wagner, Blazej Jasinski, Tijmen Teunissen en Oliver Wagstaff) op een in tweeën gesplitst speelvlak: twee met wit zeil afgebakende rechthoeken met in het midden een zwart looppad. De rechthoeken lopen vanaf de vloer als twee muren de lucht in. Boven het rechtervlak hangen ondersteboven een stuk of zestig microfoons: een esthetisch, vagelijk poëtisch beeld.

De dansers herhalen een routine van vallen, glijden en opstaan, afgewisseld met bewegings- en tekstsolo’s. Een waaier van gedragingen passeert hierin de revue: arrogantie, verwaandheid, teleurstelling, onzekerheid, doen-alsof… Er wordt veel gespeeld met de blik van het publiek. Het zijn van een loser gaat toch vooral over of anderen concluderen dat je er een bent. Het is kijken en bekeken worden. De dansers inspecteren elkaar, kopiëren elkaar, keren elkaar de rug toe en wenden zich dan toch weer tot elkaar.

Een goed voorbeeld is de scène waarin een van de dansers vertelt hoe hij droomde dat hij vereerd werd door de mensen om hem heen. Terwijl hij praat, stapt hij via de handen, ruggen en armen van zijn medespelers door de lucht, bijna euforisch. Direct daarna belandt hij ruggelings op de grond, en telkens wanneer een van zijn mededansers hem overeind probeert te helpen, grijpen hun handen elkaar mis. De omslag van held tot sukkel wordt lekker op de lach gespeeld, maar maakt direct inzichtelijk welk punt ze proberen te maken.

Een van de sterkste elementen van de voorstelling is namelijk niet de ongemakkelijkheid die komt kijken bij schaamte, maar de impliciet ingebakken oplossing voor het gevoel van loserschap. Namelijk: kunnen leunen op de mensen om je heen. Het leunen, vasthouden en dragen van de ander begint uiteraard in letterlijke zin, in de bewegingstaal van de dansers. Hoe vloeiender de routine van elkaar ondersteunende lichamen echter wordt, hoe meer hij ook figuurlijk binnenkomt. Een flater slaan is niet zo erg als je niet alleen bent.

Het zijn deze momenten waarop Losers bijna iets troostrijks biedt: het lichtpalet wordt zachter, warmer, roziger, en de lichamen van de dansers vloeien haast in elkaar over. Dit zijn ook de momenten waarop je hoopt dat de voorstelling nog een stap verder gaat, een heftigere uitspatting van het een of het ander laat zien. Deze ingetogen, zachtjes deinende toon houdt echter op gedegen wijze aan.

Zoek geborgenheid in je afhankelijkheid van de ander. Het is een simpele boodschap; veel dieper dan dat valt er ook niet te graven in Losers. Meer dan de keurige vijftig minuten die de voorstelling duurde, zaten er dan ook echt niet in. Het is een boodschap die echter helder genoeg is uitgewerkt, zodat je ze dat vergeeft.

Foto: Nikola Kostic