Het mooie aan de Spaanse titel van het nieuwe werk van Calixto (‘de eeuwige nacht’), is dat het kan verwijzen naar een ultieme droom dan wel naar een ultieme nachtmerrie. In de choreografie blijven beide mogelijkheden van begin tot eind latent aanwezig, niet in de laatste plaats door de muzikale bijdrage van het Ensemble Black Pencil. 

Het publiek betreedt het theater dat reeds in halfduister is gehuld. Een zwarte planeet verlicht karig het instrumentale ensemble dat in het midden van het toneel op een zwarte cirkel is opgesteld. Bij aanvang lijken beide dansers (Quentin Roger en Erika Poletto) hun baan rondom de centrale planeet te voltooien, alsof het die zwarte zon is die de nacht veroorzaakt. Bij hun baan wentelen ze net als planeet aarde rondom hun eigen as. Ze worden voortgedreven door pulsen in de muziek en wekken de indruk te zweven in de ruimte, ongehinderd door banale zwaartekracht. Wie zijn deze schepsels? Zijn het mensen waar we naar kijken of eerder vleesgeworden energieën? Mythische avatars?

Als hun van schouders tot vingertoppen ontblote armen, gezichten en – af en toe, door spleten in hun rokken – ook hun benen geen licht zouden weerkaatsen, zouden ze geheel verdwijnen in deze eeuwigdurende nacht, hetgeen op gezette tijden ook inderdaad geschiedt.

Calixto, die naast de choreografie ook verantwoordelijk is voor alle andere vormgevingsaspecten van deze voorstelling (buiten de muziek), slaagt erin een tijdelijk universum te scheppen, of misschien is een heelal of constellatie een beter woord. Na de wervelingen waarmee de choreografie aanvangt, volgt een stille dans van heel langzame bewegingen met armen en bovenlichamen die reiken naar het uitspansel. Gaandeweg versnelt het begeleidend slagwerk en de twee lichamen, steeds heviger aangestuurd door de elektriserende pulsen die dat slagwerk uitzendt, worden opgestuwd tot een heftig paroxisme. In een volgende episode leveren de dansers zich alweer tollend over aan een bezwerend ritueel waarbij ze hun omgeving met weidse armgebaren doorklieven als in een denkbeeldige slachtpartij.

De voorstelling duurt nog geen vol uur, maar in deze choreografie verstrijkt een etmaal of misschien wel een seizoen of zelfs een eeuw. Niet in de laatste plaats door de muziek van het ensemble: de kleuren die dit ensemble weet voor te toveren, zijn van een buitenaardse kwaliteit. Nooit eerder klonk de tenorblokfluit zo onwerkelijk. De combinaties van instrumenten laten zich niet meer herleiden tot hun afzonderlijke bronnen, maar versmelten samen tot één enkele klank. De zeventiende eeuwse instrumentale compositie, die de voorstelling opent en sluit, en de veelal eigentijdse composities daartussenin worden middels de choreografie samengesmeed tot een hypnotiserende eenheid. Deze voorstelling is een hedendaagse gedanste reflectie op het verschijnsel musica universalis, dat filosofen en componisten in de renaissance bezighield en dat leidde tot muzikale composities die de harmonie der sferen probeerden te verklanken.

Tegen het eind ontdoen de dansers zich van hun bovenkleding en lijken ze op weg te gaan naar een licht in de verte, aan het eind van een tunnel misschien, of is het een nieuwe dageraad die gloort? Als een nieuw koppel lijken ze zich te prepareren om een nieuwe eeuwigheid in zetten – of is hun uitgelaten slotdans waarbij ze elkaar omstrengelen, omhelzen, omarmen en ombenen soms niet een uiting van vreugde, hoop en optimisme? In elk geval blijft de toeschouwer achter met een diep gevoel van tevredenheid: de eindeloze nacht heeft zijn heilzame werk gedaan.

Foto: Joris-Jan Bos