Wat zwaait er nu heen en weer, hoog boven de speelvloer? Kloek, de nieuwe voorstelling van muziektheatergezelschap BOT is net begonnen, je knippert nog eens met je ogen tegen de duisternis, en ja hoor: het is daadwerkelijk een haarföhn die daar rechtsboven het toneel dat blazende geluid maakt. Het zal kenmerkend blijken voor Kloek: je komt zowat ogen (en al snel oren) te kort bij deze gekke kakofonie van beeld en geluid – die dan toch keer op keer weet samen te komen in een niet zelden hartroerend theatermuziekstuk.

Dat is natuurlijk ook BOT, vier mannen met elk een verschillende expertise en samen een grote liefde voor muziek, performen, bouwen. Sinds 2009 werken ze aan een eigen beeldend en theatraal-muzikaal oeuvre met Nederlandstalige liedjes en een bijzonder, eigen instrumentarium, ‘audiomachines’ wel genaamd. Ze staan onder meer op festivals en buitenlocaties, en nu met Kloek voor het eerst in Theater Bellevue. Een uitgangspunt: schoonheid schuilt in imperfectie.

Naast de reguliere instrumenten die er ook zijn, ontlokt bijna ieder attribuut/rekwisiet een glimlach of grinnik aan het publiek om de onvermoede (muzikale) inzetbaarheid. Kloek draait, kortgezegd, om de moeder in ons bestaan, door alle levensfasen heen. De moeder keert terug in de liedjes, maar ook steeds in de spullen, in een houding, in een gebreide rok of truitje met ruche. En hoewel BOT niet sentimenteel te werk gaat, moet je na een grinnik soms ook ontroering wegslikken. Je maakt ’t er al associërend zelf van. Maar er schuilt uiteraard ook een zeker plan achter, en dat is goed geslaagd.

Kloek volgt een chronologische opbouw. Geruis, gesuis, geklok, gegorgel, een oog: het leven neemt een aanvang en moeder is erbij. Een strijkplank, een koffiepot, een wasmachine, een prachtmobiel van potten en pannen, het heeft wel wat van een uitdragerij, en moeders bezigheid – ze is niet een personage met reguliere tekst, maar een ‘herinnering aan’ door alle vier de mannen neergezet – lijkt vooral te bestaan in het herplaatsen van huisraad. Maar wat produceert dat een heerlijk geluid, zo samen.

Een treffend hoogtepunt is de performance met Job van Gorkum als middelpunt: rennend op een superkleine loopband, krijst hij – een volwassen kerel met een baardje – het woordje ‘ik’ de wereld in; ‘de wereld, dat ben ik’, het universum van een peuter. En dan gaat het snel, met een ontroerende scène van kinderangst en moedertroost (daar waar het donker is/daar waar een groot gemis), de puber en de moeder als kop van Jut, de staartklok die met alles waar ie uit bestaat de tijd wegtikt. Het zijn reminiscenties, flarden, vervormd, het geluid van lepeltjes in de koffiekopjes, lepeltjes die niemand meer vasthoudt, een rollator die midden op de scène halthoudt.

Foto: René den Engelsman