Dans, tekst, tekenkunst en film komen op een spannende manier samen in Infamous Offspring. Wim Vandekeybus laat zijn licht schijnen over de behoorlijk verziekte verhoudingen binnen de Griekse godenwereld. Na een intrigerende eerste helft verzandt de multidisciplinaire voorstelling iets te veel in goddelijke soaptaferelen.

Het begint er een beetje op te lijken dat je als kijker huiswerk moet maken wanneer een Vlaamse choreograaf nieuw werk komt presenteren. Zo was onlangs de voorstelling Exit Above – After the Tempest van Anne Teresa De Keersmaeker nauwelijks te duiden zonder een recente lezing (of kijkbeurt) van William Shakespeares zwanenzang, The Tempest. Op dezelfde manier is het raadzaam om voor het kijken van het nieuwe werkstuk van Wim Vandekeybus nog even de kennis van de Griekse godenwereld op te frissen.

In de eerste helft van de Engelstalige voorstelling Infamous Offspring is het behoorlijk gissen wie al die personages zijn die zich kriskras over het podium bewegen. Hun bewegingstaal is divers: we zien trappen en klappen uit de martial arts en performers die zich ter aarde storten om als een stuiterbal terug te veren. Ook de voor Vandekeybus typerende sprongen, waarbij dansers op het nippertje worden opgevangen door wie toevallig maar in de buurt staat, komen veelvuldig voorbij. 

Een centrale figuur in het eerste deel is Hephaistos. Volgens de mythologie die Vandekeybus volgt is dit de vaderloos gebaarde zoon van oppergodin Hera. Nadat hij door zijn moeder van de godenberg, de Olympus, is gemieterd wordt de mismaakte god van vuur en smeedkunst verteerd door wraakgevoelens. De Schotse contortionist en beeldend kunstenaar Iona Kewney zet Hephaistos op verbluffende wijze neer met in onmogelijke bochten gewrongen ledematen, vuur schietende ogen en knallende scheldkannonades met een sappige Schotse tongval. 

Terwijl de vuurgod zijn woede laat neerslaan in bruusk belijnde tekeningen, houden zijn halfbroers zich bezig met onderlinge intriges. We zien de grillige verhoudingen tussen de ‘infameuze nakomelingen’ van Hera en haar man (annex broer) Zeus voortdurend wisselen: van erg intiem en incestueus tot vijandig en twistziek. Op gezette tijden vinden de sibbelingen elkaar in hun gedeelde afkeer van Hephaistos. Meermaals zien we hoe de arrogante figuur die we pas later identificeren als de oorlogsgod Ares de vuurgod opraapt, om deze onceremonieel van het toneel af te kieperen.

Letterlijk verheven boven het gedoe van hun kinderen en bastaards zien we Hera en Zeus hun huwelijkse en ouderlijke twisten uitvechten op een filmscherm. Terwijl Daniel Copeland de oppergod tamelijk eendimensioneel mag spelen als een geile oude bok, zet Lucy Black haar Hera neer als een complexe vrouw die zich op een zijspoor voelt gezet door man en kinderen. Melancholisch gemijmer over wellustige wittebroodsweken wisselt ze af met ijzige woede over de buitenechtelijke praktijken van Zeus.

De voorstelling bereikt een kantelpunt wanneer Zeus de Olympus afdaalt in de gedaante van zijn dochter Artemis, de godin van de jacht en van de vrouwen. Doel van deze metamorfose: het verkrachten van Artemis’ metgezellin, de om haar schoonheid geroemde nymf Kallisto. De atletische Paola Taddeo – toch al een blikvanger in de gehele voorstelling – is ijzingwekkend sadistisch in de dubbelrol van Artemis/Zeus.

Na de verkrachtingsscène verlegt Vandekeybus de focus naar de korzelige verhoudingen tussen de godenkinderen en hun ouders. Vanaf het toneel interacterend met de oppergoden op het filmscherm geven de mindere goden uiting aan hun frustraties. Zo raadselachtig – maar ook spannend – als de interacties in het woeste begindeel waren, zo letterlijk (en bijna uitleggerig) zijn sommige dialogen. Over de geboorte van Pallas Athena uit Zeus’ voorhoofd bijvoorbeeld, en de vergelijkbare bevalling uit Zeus’ dij van Dyonisos. 

De soapachtige familietoestanden die zich in het tweede deel ontvouwen missen de urgentie van Hephaistos’ als een veenbrand woekerende wraakzucht. Had Vandekeybus de personages Dyonisos en Apollo uit dit pantheon geschrapt – ik had ze geen moment gemist. Ook al ontbeert het slotdeel van de voorstelling dramaturgische scherpte, vervelen doet de bijna twee uur durende voorstelling geen moment. Dat is niet alleen te danken aan de dynamische bewegingstaal van Vandekeybus, maar ook aan de fraaie vormgeving en de doordachte wisselwerking tussen de verschillende disciplines.

Warren Ellis, vooral bekend door zijn samenwerking met Nick Cave, componeerde een zuigende en bonkende soundtrack met heerlijk ontregelende drumpartijen. Een speciale vermelding verdient flamencofenomeen Israel Galván, die op een lager hangend filmscherm zijn opwachting maakt als de blinde ziener Tiresias. Zijn bovenlijf steekt uit een gat in een tafel. Klikkend en klakkend met zijn vingers en virtuoos roffelend met in de hand gehouden schoenen slingert hij zijn raadselachtige visioenen de godenwereld in.

Foto: Wim Vandekeybus