De naam van het groepje dekt de lading van wat je te wachten staat. Herman in een Bakje Geitenkwark stort een bak meligheid en ongein over je uit die je gerust uniek mag noemen in het hedendaagse cabaretlandschap. Daar val je voor of niet. Een tussenweg vinden is lastig. Toch is die er.

Herman (enzovoort) heeft inmiddels een redelijke schare fans gekregen. Jong en naar verluidt ook opvallend veel van het vrouwelijke soort. Misschien is Herman in een Bakje Geitenkwark wel de boyband in het Nederlandse cabaret.

‘Vocaal cabaret met ballen’, noemen ze hun manier van theatermaken. Dat het vocaal is, daar is niks van gelogen, dat is absoluut het sterkste punt van de vier heren. Met hun stemmen kunnen ze nagenoeg alles. Niet alleen meerstemmig a capella zingen in allerlei stijlen, maar ook knap een orkestje of een band natuurgetrouw laten klinken.

Maar die ballen, tja … Daar moeten we het toch eens over hebben. Bij cabaret met ballen – als we hier al van cabaret kunnen spreken en niet gewoon van ‘amusement’ – ben je niet na drie kwartier al klaar met de geluidjes van zwiepende zwaarden, laserstralen en futuristisch geblieb en gebloeb, de fratsen en al die acts die meestal nergens naartoe gaan. Veel is gebaseerd op actiefilms, riddergevechten, sciencefiction en computergames. Best grappig, zoals in een spraakverwarring tussen astronauten met codenamen, maar met ballen heeft het weinig van doen.

Herman in een Bakje Geitenkwark liet twee gezichten zien tijdens zijn tweede programma. De meligheid die de mannen gezongen brengen werkt op de (glim)lachspieren, want het zijn vaak meerstemmig gezongen korte huis-tuin-en-keuken-mededelingen. Het is de combinatie van die teksten en de technisch knappe zang die het absurd maakt. Diezelfde combinatie, met human beatbox die verbluffend natuurgetrouw is, zorgt ervoor dat je een lied over ‘de tieten van m’n tante’ op twee verschillende manieren tot je neemt. De inhoud is plat en puberaal, de vorm doet je dat deels vergeten. Het is een kunstje dat een paar keer goed werkt.

Maar in de sketches blijven ze te veel hangen in flauwekul. Dan is het vaak schoolcabaret van vijftienjarige jongetjes en hun fascinaties en fixaties. Ondergetekende geeft grif toe dat hij peinzend aan de rand van de generatiekloof staat. Maar evengoed lijkt mij dat een kwartet dat bij vlagen laat zien en horen behoorlijk begaafd te zijn in staat is dat niveau achter zich te laten en met hun regisseur Gijs de Lange de lat een stuk hoger te leggen.

Foto: Menno van der Bijl