Meer dan twee eeuwen lang heeft het lijsttoneel, de scène à l’Italienne, gefunctioneerd als een dromenmachine. Wie ooit het wegbezuinigde Theatermuseum bezocht en daar het miniatuurtheater van Baron van Slingelandt in werking heeft gezien, weet hoe dat werkte en tot welke verbluffende effecten dat kon leiden. Ryan Djojokarso slaagt erin met zijn nieuwe choreografie Herfst opnieuw en met dezelfde middelen de betovering op te roepen die het lijsttoneel kan bieden.

De herfst uit de titel wordt hier opgevat als het tijdperk van dood en verlies en Djojokarso heeft zich laten inspireren door allerlei gestileerde en geritualiseerde vormen van rouwverwerking. Aan het begin van de voorstelling wordt het beeld gecreëerd van de christelijke pietá, waar Michelangelo het meest iconische (beeldhouw)werk van geproduceerd heeft, en vraagt de moeder zich af waarom er wel een woord bestaat voor een kind dat zijn ouders verloren heeft, maar niet voor een ouder dat haar kind verloren heeft. Dit vormt de opmaat voor de voorstelling.

Denial, Rage, Negotiation, Depression, Acceptance en In Memoriam zijn de stadia in het rouwproces die vervolgens aan ons voorbijtrekken in deze avondvullende choreografie voor vier dansers, twee vocalisten en de extra performer die ook de teksten voor haar rekening neemt.

Elk stadium krijgt zijn eigen karakter en centraal daarin staat een dans voor meestal vier dansers, die een complexe en virtuoze verbeelding ervan laat zien: een stokkendans bijvoorbeeld in het stadium Rage, waarbij een centrale rol is toebedeeld aan de danser die in het pietá-tableau het gestorven kind verbeeldde. Bij Negotiation is de dans gebaseerd op een soort mudra-gebaren, alsof de dansers een dialoog aangaan met een opperwezen. Soms is de choreografie synchroon opgezet voor de dansers, en dat wordt afgewisseld met canonische sequenties.

Naast deze centrale dansen keren de twee vocalisten in elk stadium terug. Gekleed in monumentaal zwart met cilindervormige hoofddeksels zingen zij afwisselend of samen in een keur van talen, alsof zij voor elk stadium een specifieke liturgie voor hun rekening nemen. Liturgisch is misschien wel de meest adequate verwoording van de choreografie, maar dat leidt niet tot een plechtstatig soort gebeuren: zo lyrisch en in zichzelf gekeerd als de zangeressen zich over het toneel bewegen, zo uitbundig manifesteren de dansers zich. Steeds is Ria Marks met haar immer sculpturale en dwingende presence het vaste ankerpunt van deze rijke choreografie.

Elk stadium krijgt bovendien zijn eigen verbeelding in wisselende kostuums en vormgeving. Het decormateriaal van draperieën en gazen schept een omgeving die associeert aan lijkwaden, maar ook aan de katholieke gewoonte om beelden in de passietijd te bedekken met verschillende kleuren doek. Djojokarso creëert aldus een universum van verstilling en naar binnen gekeerde energie, gevat in een rijke beeld- en danstaal.

De dansstijl benadrukt de grafische silhouetten van de dansers in het bijzonder. Elke groepschoreografie wordt gekenmerkt door de plastische kwaliteiten waar het totale lichaam is geactiveerd rondom zijn as en de ledematen zelfstandig opereren en toch onderdeel van het geheel vormen.

Maar het tegenovergestelde van verstilling vindt ook zijn plek in deze choreografie: in een bijkans komisch duet probeert Marks een luid en ongearticuleerd krijsende danseres met een stok in toom te houden. De stok is hierbij een leitmotiv: op gezette tijden steekt een naakte man langzaam over terwijl hij een lange stok in zijn hand houdt, als de personificatie van de tijd die verstrijkt, of misschien de dood met zijn omineuze zeis.

De voorstelling heeft een dusdanig onaardse kwaliteit dat het bijna jammer is dat de performers opkomsten moeten maken en dan weer aflopen: je zou wensen dat ze zich zomaar konden manifesteren en weer oplossen in het niets. Een aangrijpende scène tegen het slot, vat het proces samen: de moeder uit het begint zoekt wanhopig in de stapel zwarte lappen naar het lichaam van haar zoon.

Componist Jorg Schellekens lijkt er altijd weer in te slagen om precies in de roos te schieten met zijn muzikale materiaal. Op het juiste moment klinkt er een akoestische onderstreping van de handeling, op het juiste moment roept het de nodige sfeer op, op het juiste moment voegt het een extra laag toe, geeft het de nodige energie, roept het op tot contemplatie en altijd slaagt hij erin de zangstemmen te bedden in een nauwsluitend kostuum.

Djojokarso creëert een voorstelling van een kwaliteit die zeldzaam is in hedonistisch-calvinistisch Nederland. Zijn theatrale universum wordt bevolkt door stervelingen, mythische geesten, gedrochten, fantasiewezens, zijn vormgeving vindt haar inspiratie uit allerlei streken zonder ergens expliciet te worden. Gelukkig is niet elk beeld, niet elke sequentie te duiden maar de flow van de verschillende delen nemen het publiek mee in een melancholieke droom: we weten allemaal maar al te goed dat het leven eindig is en dat de dood vooral het leven verzwaart van hen die achterblijven. Dit is een gulle voorstelling die je verzoent met de eindigheid van het leven.

Foto: Bowie Verschuuren