Tien jaar geleden maakte Theatergroep Echo, toen net opgericht door de actrices Anna Schoen en Lotte Dunselman, de voorstelling Eindland voor festival Over het IJ in Amsterdam. In de knoestige tekst van Jibbe Willems werd een woestenij geschilderd zoals die er uit zou kunnen zien nadat de wereld zoals wij die kennen goeddeels vergaan was. 2011 was het jaar van de tsunami en de kernramp van Fukushima dus de schrik zat er goed in.

Dunselman heeft Echo ondertussen verlaten maar wilde graag eenmalig terugkomen voor een reprise van de door Roeland Hofman geregisseerde voorstelling. Daar zijn redenen genoeg voor want moeder aarde is er sinds 2011 bepaald niet fraaier op geworden. Gek genoeg is niet de verloedering van het klimaat de eerste reden om Eindland te hernemen maar het coronavirus. Getuige een persbericht vraagt Echo zich serieus af ‘of corona een einde gaat maken aan de mensheid en zijn overheersing van de aarde’.

Maar goed, relevanter dan de aanleiding is natuurlijk het resultaat. Heeft Eindland anno nu nog zeggingskracht? Het antwoord op die vraag is ja maar dat heeft minder te maken met het post-apocalyptische karakter van de entourage als wel met de twee dolende personages die erin ronddwalen.

De voorstelling speelt bij de ASM-haven in Arnhem, een prachtige door bomen omgeven plek aan de Rijn die aan de overkant van de rivier uitzicht biedt op het centrum. Voordat we op die plek mogen neerstrijken worden we eerst toegesproken door een dame in mantelpak die als een soort gecrashte robot schetst wat voor wereld we gaan betreden. En welke keten van gebeurtenissen de aanleiding was voor de ondergang van de aarde. Vanaf het instorten van de markt via het instorten van de steden tot het instorten van de mensen. ‘Ergo: apocalypso. De oorlogen scheidden de mensen in vechters en vluchters.’

Twee van die vluchters komen aandrijven op een vlot. Ze moeten het afvoerputje van de wereld schoonmaken opdat hen genade ten deel valt, zoals het verderop in de voorstelling klinkt. Het zijn twee zussen die elke vorm van beschaving ver achter zich gelaten hebben. Meningsverschillen worden het liefst beslecht met de vuist. In hun woorden horen we echo’s van verschillende talen en dialecten, alsof ze die tijdens hun lange reis, net als het afval, bij elkaar hebben gesprokkeld. De oudere zus, gespeeld door Anna Schoen, gelooft nog heilig in ‘de woordsels van de oudste’. Want ‘de oudste weet van meer dan jij en ekke. Dat gaat van ver de vroeger in, van wat zij weet.’ De jonge zus trekt al die overgeleverde kennis telkens in twijfel. ‘Dat is verzinsel. Woordsels! Dat hei nog geen betekenheid.’

In dit prachtige, poëtische koeterwaals van Jibbe Willems proberen de twee zich staande te houden tegenover verschijnselen en emoties die ze niet kunnen verklaren. Een onverklaarbaar geluid, een aandrang tot dansen, een plotse verliefdheid. Het is prachtig om te zien hoe Schoen en Dunselman deze twee primitieve mensen tot leven brengen. Schoen als de stoere maar tegelijkertijd twijfelende oudste, Dunselman als de zoekende jongste die behoorlijk bitchy uit de hoek kan komen. Het dansje dat bezit van haar neemt is onvergetelijk.

Naast het gekissebis van de twee zusjes schuwt Willems ook de grote thema’s niet. De jongste raakt zwanger (De oudste: ‘Daar komt legsel van, dat weetde toch? Van’t plaksap dat na’t wrijven komt. Das bastaardzaad van bronstig reu dat in de preute is gelekt.’), de oudste gaat plots dood.

In de epiloog worden de vluchters alsnog achterhaald door de vechters. Althans, zo interpreteerde ik dat. Er is een verkrachtingsscène (oorlog immers) en Schoen doet een monoloog die een nieuwe eindtijd suggereert.

Optimistisch is dat slot bepaald niet, in het licht van het voorafgaande wel consequent. Misschien moeten we het zien als een waarschuwing: als we niet donders snel onze houding ten opzichte van de wereld veranderen is het eind nabij.

Foto: Judith Zwikker