Theatergezelschappen DOX en YoungGangsters sloegen de handen ineen voor een stuk over giftige mannelijkheid en over het ongemak dat gepaard gaat met allerlei vormen van aanraking. De jongerenproductie Don’t Wanna Touch biedt volop entertainment en actie, maar krijgt net geen lekkere flow.

Vier straatlantaarns, een driedelig klimrek en twaalf vierkante meter puzzelvloer vormen samen een rondhangpleintje. Vanuit een hangende positie in het klimrek ziet een jonge man hoe vier figuren schuchter op de hoeken van de vloer gaan staan. De klimrekhanger pakt een microfoon en vertelt in het Engels naar wie we zitten te kijken. De lummelende types krijgen stoere namen opgeplakt: Norwegian Ox, White Gorilla, Venomous Viper aka Lizard King en Lithuanian Leopard. Voor zichzelf heeft de observator ook nog een mooie stripboekjesheldennaam bedacht: The Turkish Triceps. Niet omdat hij daadwerkelijk gespierd is, maar wel omdat hij een sterk brein heeft.

Om inhoud te geven aan hun machonamen dagen de vier rondhangers op de vloer elkaar uit met steeds agressievere uitingen van masculiniteit. Als de Turkse toekijker zich met een minder mannelijke motoriek tussen het viertal begeeft wordt hij al snel buitengesloten. Of beter gezegd: opgesloten in vier stukken puzzelvloer die ook als muurtje kunnen dienen. In deze benarde positie ontpopt Triceps – gespeeld door Tano Rivers – zich als een razendsnelle rapper. 

Dit patroon van elkaar uitdagen, uitsluiten en dan weer een stukje rapcommentaar herhaalt zich. Dat levert verschillende grappige situaties op, bijvoorbeeld als allen op handen en voeten, met de billen van de grond in het rond schuifelen. De cartooneske sprongen die de performers vanuit deze van zichzelf al koddige crab walk laten zien, pakken ronduit hilarisch uit. Sterk zijn ook de gestileerde knokpartijen, een specialisme van theatergezelschap YoungGangsters. De naar de Hongkong-cinema knipogende vechtscènes blinken vooral uit door de knappe synchroniciteit tussen de theaterklappen die we zien en de mepgeluiden die we horen. 

De actietaferelen zijn zonder meer amusant, ook omdat de performers weten hoe ze hun publiek moeten bespelen. Vooral het karikaturale hooliganisme van Balder Hansen (Norwegian Ox) en de energieke Jackie Chan-parodieën van Phapbi Ngo (Lizard King) werken op de lachspieren. Ook een wat gevoeligere – maar wel met een campy onderstroom uitgespeelde – scène waarin Marius Mensink (White Gorilla) en Eivinas Dziena (Lithuanian Leopard) sereen in elkaars armen liggen, is prima gedaan.

Jammer genoeg blijven het – mede door die afwisseling met rapnummers – net iets te veel losstaande taferelen. Hiphopchoreograaf Simon Bus en regisseur Annechien de Vocht verzamelden interessant bewegingsmateriaal rond thema’s als homofobie en machocultuur. Maar het voelt alsof ze ergens in het proces besloten hebben dat het bewegingstheater geen dans mocht worden. Ook daardoor krijgt de voorstelling zelden een lekkere flow.

Voor een 14+-voorstelling lijkt het gesproken Engels trouwens aan de pittige kant. Dat geldt al helemaal voor de gerapte teksten, waar bij de eerste beluistering slechts enkele zinnetjes duidelijke verstaanbaar zijn. Zoals ‘fuck being vulnerable I rather vandalize’ en ‘playing hide and seek with your emotions’. Nou staan die rapteksten in een bij de ingang uitgedeeld tekstvel. Dus, wie weet, levert het achteraf lezen van de tamelijk boze lyrics over toxic masculinity nog een uitgesteld educatief effect op.

Foto: Bart Grietens