Een saxofoon swingt door de occasionruimte van Automobielbedrijf Van Vloten in Amsterdam-Noord. De drummer geeft een hevig ritme. Het is autowegmuziek, muziek voor on the road. Acteur Walter Bart van collectief Wunderbaum houdt een monoloog over de ‘auto’ met alle associaties die daarbij horen. ‘Denk aan de auto van vroeger,’ zingzegt hij op de beat van de muziek. ‘Denk aan de auto van nu, van de toekomst, denk aan auto, auto, auto!’

Het is een ijzersterk begin van een voorstelling waarin Bart een geheim uit het leven van zijn grootvader, en dus in zijn familie, plaatst tegen de achtergrond van de Amerikaanse automobielindustrie waarvan Detroit vanaf de jaren dertig het kloppende hart was. Alles wat met ‘auto’ te maken had, kwam samen in Detroit. De groei en bloei, maar ook het diepe verval.

De voorstelling opent met een documentaire, door de Amsterdamse kunstenaar Gerbrand Burger gefilmd en gemonteerd als een road movie. Bart en actrice Maartje Remmers gaan in Detroit op zoek naar Barts achternicht, van wie ze slechts een naam hebben en een bijna onvindbaar adres in de uitgestrekte slums van Detroit. Desolate beelden van uitgebrande huizen, vervallen woningen, terreinen vol rotzooi trekken voorbij.

Ze vinden haar, Rosemarie Wilson. In de jaren vijftig bezocht Barts grootvader, een Opeldealer, in Detroit het moederbedrijf General Motors. Hij raakte intiem met een Amerikaanse soulzangeres die optrad in de nachtclub Baker’s. Kleinzoon Bart weet opa’s kleindochter Rosemarie te traceren, de ontmoeting is hartelijk en verrassend, helemaal in Amerikaanse stijl met uitbundige omhelzingen. En zo kan, na de documentaire, de voorstelling beginnen en neemt theater het over van de feitelijkheid.

Allereerst vertolkt Maartje Remmers, uitdagend gekleed, de seksuele verleiding van de auto. Zeker in de jaren vijftig werd de Amerikaanse autoreclame gedomineerd door verleidelijke, schaars geklede dames die op de motorkap zaten, verrukkelijk kleefden aan de bumper of het portier uitnodigend openzwaaiden. Kocht je een auto, kreeg je deze dame erbij.

Dat hebben Bart en Remmers goed gezien. Remmers imiteert geen auto, ze speelt de erotische aantrekkingskracht na die auto’s destijds hadden en nog steeds hebben. Auto’s appelleren aan mannelijk macho. Auto’s hadden aanvankelijk ook heupen en rondingen. Dan treedt Rosemarie Wilson op als de soulzangeres die haar grootmoeder ook was en verschijnt Walter Bart met bolhoed en sigaar – sterk gelijkend op beider grootvader. Ze keren moeiteloos terug naar de jaren vijftig. De euforie van toen krijgt in de voorstelling een prachtige vertolking met de juiste muziek balancerend tussen jazz en soul. Maar grootvader keert terug naar Europa, het kind blijft in Amerika en de automobielindustrie begint in te storten.

Rise and fall: dat is het kernbegrip voor deze prachtige, intieme en persoonlijke voorstelling. Liefde en auto’s bloeien, en gaan voorbij. Totdat Bart en Wilson elkaar, via Facebook, vonden en Detroit dealers kon ontstaan. Een persoonlijk verhaal levert niet altijd indringend theater op, maar in dit geval wel. Het is een uitstekende gedachte van Walter Bart, opgegroeid met auto’s, om dit gegeven te plaatsen tegen een grotere maatschappelijke en industriële achtergrond. Dat rechtvaardigt op prachtige wijze deze zoektocht naar een familiegeheim.

(foto: Manuel Boutreur)