Hoe gaan we om met de (letterlijke) erfenis van het slavernijverleden? In De plantage van onze voorouders duikt Orkater in het ongemak van deze zoektocht zonder te vervallen in vingerwijzend moralisme.

Het slavernijverleden blijft voor veel Nederlanders een gevoelig onderwerp. Niet alleen voor de meer welvarende families die hun fortuin (deels) aan hun slavenhoudende voorouders te danken hebben, maar nog meer bij de mensen wiens stamboom dankzij diezelfde voorouders slechts een generatie of drie terug te vinden is. Namen, gezichten, personen: allemaal verloren in de geschiedenis omdat zij als minderwaardig gezien werden.

In de nieuwste voorstelling van het Amsterdamse muziektheatergezelschap Orkater nemen Manoushka Zeegelaar Breeveld en Malou Gorter het publiek mee in de zoektocht van Peggy Bouva en Maartje Duin naar hun gedeelde geschiedenis. In hun prijswinnende podcast onderzochten zij de historie van plantage Tout Lui Faut. Duins voorouders hadden aandelen in deze Surinaamse plantage, waar Bouva’s voorouders als tot slaafgemaakten werkten. Bodil De La Parra bewerkte de podcast voor het theater en vervlocht op sterke wijze de persoonlijke strubbelingen van Zeegelaar Breeveld en Gorter met dit onderwerp in de voorstelling.

De beide actrices schakelen voortdurend tussen een flink aantal personages: niet alleen spelen zij zichzelf, Bouva en Duin, ook alle vrienden en familieleden worden door hen gespeeld. De fluïde wijze waarop de personages in elkaar overvloeien leidt ertoe dat het niet altijd even helder is naar wie we aan het kijken zijn, maar toont vooral hoe complex en persoonlijk de gesprekken rondom een gezamenlijk verleden vol pijn en uitbuiting zijn. Waar de een liever naar de toekomst kijkt en juist de Zwarte succesverhalen wil belichten, kan de ander het rouwen over dit verleden pas afronden wanneer ze weet hoe haar voorouders heetten.

De grote kracht van De plantage van onze voorouders (regie: Geert Lageveen) is de volledige toewijding aan het ongemak van dit onderwerp. De spanning die gepaard gaat met het discours en discussies rondom het slavernijverleden hangt als een deken over de gehele voorstelling. De frustratie en vermoeidheid wanneer er voor de zoveelste keer aan witte Nederlanders uitgelegd moet worden waarom we niet langer kunnen wegkijken is duidelijk voelbaar in alle facetten van Zeegelaar Breevelds performance. Gorter zet daar op sterke en bij vlagen zeer humoristische wijze de wanhoop van witte Nederlanders tegenover, die heel graag het goede willen doen, maar niet zo goed weten hoe. De spanning en het ongemak worden niet ingelost, maar blijven in de lucht hangen zonder oordeel: deze gevoelens horen nu eenmaal bij zulke emotionele onderwerpen, maar de vraag is hoe we daar vervolgens mee omgaan.

Deze spanning culmineert in een ijzingwekkende scène waarin Gorter met de beste bedoelingen het haar van Zeegelaar Breeveld aanraakt, zich niet bewust van de pijn die deze specifieke handeling met zich meedraagt. Door deze heftige confrontatie te eindigen met een wanhoopskreet van Gorter waarin ze dacht dat ze vriendinnen waren, toont de voorstelling op sterke wijze hoe diepgeworteld het systemisch racisme is in ons hele denken en doen.

De innemende soundscape, live uitgevoerd door Shauntell Baumgard en Yariv Vroom (eveneens de componist), in combinatie met de schitterende filmbeelden van het gebied rondom de plantage Tout Lui Faut, onderstrepen zowel de urgentie als de pijn van dit verhaal. Er is veel te weinig bekend en er wordt te beperkt onderwezen over het slavernijverleden en hoe dit nog altijd in het heden doorwerkt. Iets banaals als het niet registreren van iemands echte naam, maar enkel de slavennaam in de administratie opnemen, leidt ertoe dat hele familiegeschiedenissen nauwelijks te achterhalen zijn. Hoe kunnen we ooit helen als we niet weten waar de pijn begint? Of in de woorden van Peggy Bouva: ‘Als je je wortels niet kent, kan je niet groeien.’

Foto: Bart Grietens