Johan Simons maakt met De kersentuin bij ‘zijn’ NTGent een glorieuze terugkeer als artistiek directeur. ‘Een late ontdekking’, noemt de regisseur Tsjechov, en dan heeft hij het zowel over zijn werk als de mens. Met de tekst uit 1903 in de hand, maakte Simons van De kersentuin een sprankelende en actuele voorstelling over ontwortelde en van hun oorsprong vervreemde mensen. Zwalpend in een wereld in transitie, met ontkenning als wapen.

De kersentuin (1903) van Anton Tsjechov is al onnoemelijk veel besproken, geanalyseerd, bekritiseerd ook. De kritiek op het zogenaamd ontbreken van een echt plot met een voldoening schenkende afwikkeling of moraal, weerklonk niet alleen na de Moskouse première in 1904, maar tot een heel stuk in de twintigste eeuw en vaak ook nu nog. Toch wist Tsjechov heel goed wat hij deed. Hij selecteerde alleen die momenten in het leven van de personages die meteen hun situatie en lotsbestemming weergeven, zonder daar zelf een mening of stelling over op te dringen. En op het titelblad van zijn laatste stuk schreef hij wel degelijk ‘een komedie in vier bedrijven’. Dat is de sleutel om dit werk niet alleen te begrijpen, maar ook naar waarde te schatten en anno 2015 nog steeds op een bevredigende manier te kunnen brengen.

Simons en zijn sterke ploeg acteurs hebben dit goed begrepen: het plot is enigszins ondergeschikt aan de poëzie die voortkomt uit de lange aanloop, schijnbaar doelloze dialogen en zijsprongen, de uitgekiende structuur van het stuk en de scherpe karaktertekeningen. Hoewel sommige regisseurs dat zo aanpakten, doet overdreven naturalisme het stuk geen goed. Humor is de saus die De kersentuin niet alleen verteerbaar maakt maar, mits goed gedaan, zorgt voor een bijwijlen zeer amusante voorstelling en tegelijk het schrijnend zwalpen van de meeste personages en hun koppig ontkennen van de nieuwe werkelijkheid in evidentie zet. Simons en zijn acteurs pakken dit hier heel mooi en precieus aan: uitvergrote figuren maar toch geen karikaturen, een gouvernante die als variétéartieste geregeld eens de druk van de ketel haalt, uitgekiende tics bij zowat elk personage…

En ja, er is een plot; die liet Simons onaangeroerd. Voor De kersentuin hoefde Tsjechov maar om zich heen te kijken: het oude Rusland verdween stilaan, er ontstond een prerevolutionair klimaat, en dat beroofde velen van hun houvast. Voor landeigenares Ljoebov, haar broer Gajev en haar dochters Varja en Anja, is die houvast hun landgoed met kersenboomgaard. Al generaties is die in het bezit van hun familie, maar nu zijn zij zo goed als failliet. Ze vragen zich af hoe ze kunnen verhinderen dat het landgoed verkocht moet worden om de schulden af te lossen. Koopman Lopachin, wiens vader en grootvader nog lijfeigenen waren van de familie maar nu snel fortuin aan het vergaren is, stelt een oplossing voor: het goed in percelen verdelen en er zomerhuisjes op zetten, zodat de familie verzekerd is van een stabiel en rijkelijk inkomen. Maar dat druist in tegen de emotionele én spirituele waarde die Ljoebov en Gajev hechten aan de kersenboomgaard, die hiervoor gekapt zou moeten worden. Ze talmen, wuiven hun problemen weg, tot uiteindelijk de veiling plaatsvindt en Lopachin het landgoed koopt. Nog voor de familie vertrokken is, wordt de kersenboomgaard gekapt.

Je zou in Simons enscenering een bespiegeling over de vrije markt kunnen zien, waarin mensen zijn overgeleverd aan krachten en ontwikkelingen die ze niet begrijpen en niet beheersen. Er zijn geen zekerheden meer, nergens kunnen ze zich nog vastklampen – ook niet meer aan het verleden. In die zin is het in deze glasheldere enscenering niet moeilijk voor het publiek om, los van de Russische context aan het begin van de twintigste eeuw, de parallellen met nu te zien. Simons laat De kersentuin afspelen in een lijst binnen de toneellijst. Houten panelen, planken en restanten van een betere tijd, bakenen een smal speelvlak af. Een lichtkrant laat onophoudelijk en onopdringerig ‘It rains’, ‘It rains again’ en finaal ‘It is still raining’ zien. Door het smalle speelvlak, eigenlijk slechts een gangpad, belemmeren de acteurs elkaar voortdurend. En dat is geen kritiek, integendeel. Vorm en inhoud spelen hier perfect op elkaar in.

Elsie de Brauw geeft een prachtvertolking van de statige en tegelijk broze landeigenares Ljoebov, die blut vanuit Parijs terugkeerde om nu het definitieve verval van de kersenboomgaard onder ogen te zien. Pierre Bokma is al even robuust als Lopachin, die stilaan wanhopig wordt door het talmen van Ljoebov en uiteindelijk zijn koopmansgeest laat spreken. Zijn dronken relaas over de veiling tegenover Ljoebov – op wie hij eigenlijk al lang verliefd is – gaat door merg en been.

Benny Claessens krijgt als student Trofimov vaak de lachers op zijn hand, door zijn speelse portrettering en zijn clowneske kledij, maar wat hij doet is voortdurend raak. Trofimov is de commentator en samen met Lopachin het gezond verstand, ondanks het feit dat de revolutionaire student zelf ook stuurloos aan wal blijft. Els Dottermans is tegelijk hilarisch en ontroerend als de oude bediende Firs, hét symbool van de ontworteling, een deel van het meubilair voor wie in de nieuwe invulling van het landgoed geen plaats meer is. Dottermans speelt als gouvernante Charlotta overigens een dubbelrol, en die zet ze neer als een variétéartieste die met haar goochelkunsten zichzelf en haar werkgevers een rad voor ogen draait. ‘Niets aan de hand, niets is wat het lijkt.’

Oscar Van Rompay had ik graag wat scherper zien spelen; zijn Gajev, die uiteindelijk een job bij de bank moet aannemen, staat te veel in de schaduw van de anderen, terwijl hij toch veel meer is dan een nevenpersonage. Ook hij ‘dubbelt’ als landeigenaar Pistsjik en een passant, die letterlijk zijn broek afsteekt voor een aalmoes. De dochters Anja (Alejandra Theus) en Varja (Lien Wildemeersch) komen in deze enscenering wat op de achtergrond terecht, hoewel beide actrices hen overtuigend spelen. Anja ondergaat en Varja wacht totdat Lopachin haar eindelijk een aanzoek doet. En anders gaat ze maar in het klooster. Wildemeersch is aandoenlijk met haar constante schaapachtige glimlach, die de hulpeloosheid van haar personage niet verbergt maar net nog meer in de verf zet.

Deze Kersentuin van NTGent sprankelt. Amusant waar het kan, stekend waar het moet, drukkend waar het hoort. Een pure en trefzekere Tsjechov voor deze tijd.

Foto: Phile Deprez