‘De grootste hoop voor de Duitse muziek. Hij heeft zoveel talent, dat hij ons makkelijk de helft zou kunnen geven en nog genoeg over zou hebben voor zichzelf’, schreef Giacomo Puccini over Erich Wolfgang Korngold. Maar het liep anders.

Erich Wolfgang Korngold, geboren in Brno en opgegroeid in Wenen als wonderkind, was Joods. Na een aanvankelijk uitermate succesvolle loopbaan in Europa – eindigend in zijn grootschalige, te grootschalige opera Das Wunder der Heliane uit 1927 – wist hij in 1923 op tijd aan de Nazi’s te ontkomen. Hij ging naar Hollywood om filmmuziek te componeren.

Tot een decennium geleden werd daar nog weleens wat meewarig over gedaan, maar hij moet het zelf geweldig gevonden hebben, ook omdat hij zeer succesvol was en naar hartelust kon experimenteren. Met zijn muziek voor swashbucklers als The Adventures of Robin Hood en het piratenspektakel The Sea Hawk hielp hij de stijl van de symfonische filmmuziek ontwikkelen, die lustig geïmiteerd werd door bijvoorbeeld John Williams en uiteindelijk de norm werd. In zijn eerdere opera Die tote Stadt uit 1920 en in deze, Das Wunder der Heliane, hoor je die filmmuziek er eigenlijk al aankomen.

Tegelijkertijd was Das Wunder der Heliane in omvang en uitwerking een cumulatiepunt van de laatromantische opera. Hij moet gevoeld hebben dat de tijd voor dat genre voorbij was – het werk beleefde maar acht uitvoeringen, anders dan zijn eerste grote opera Die tote Stadt, die overal in Europa en tot in New York triomfen vierde.

De originele versie van Das Wunder der Heliane vraagt om een orkest van meer dan honderd musici. Om de uitvoerbaarheid te vergemakkelijken en te kunnen reizen naar de niet allergrootste schouwburgen, heeft de Reisopera een aangepaste orkestratie laten maken, met nog steeds 85 instrumentalisten in de orkestbak. Maar ook met deze bezetting weten dirigent Jac van Steen en het formidabel spelende Noord Nederlands Orkest alle kleuren uit de partituur tevoorschijn te toveren. En dat werkt wonderwel bij dit magische sensuele verhaal met deze bedwelmende muziek.

In het verhaal vol Tristan und Isolde en Salomé-elementen bezoekt Heliane Der Fremde, de vreemdeling, op de avond voor zijn beoogde executie. Hij is door haar echtgenoot Der Herrscher, de heerser, ter dood veroordeeld, omdat hij vreugde onder de mensen, diens onderdanen, heeft gebracht.

Heliane is getrouwd met de heerser, maar wil niets van hem weten. In de kerker gunt ze de vreemdeling op diens verzoek als laatste wens een blik op haar naakte lichaam. Ze worden betrapt en vervolgens wordt zij voor het gerecht gesleept vanwege overspel. Tijdens een time-out gedurende de rechtszitting hebben de twee alsnog seksuele gemeenschap, althans zo lijkt het. Daarop steekt de vreemdeling zichzelf neer.

De heerser verordonneert dat als Heliane niet schuldig is aan overspel God haar de kracht zal geven om de vreemdeling weer tot leven te wekken. In vervoering, begeleid door de meest geëxalteerde muziek van de opera, bekent ze dat ze hem lief had, of dat nou fysiek was of alleen in gedachten. De massa buiten wil haar naar de brandstapel leiden. Waarop de vreemdeling inderdaad uit de dood herrijst. Haar echtgenoot steekt haar dood waarna de vreemdeling haar naar de hemel geleidt. Het eigenlijke wonder is niet iemand tot leven te wekken, maar het wonder van de liefde.

Het decor van Guido Petzold bestaat uit twee zijwanden met een spiegelend golvend plafond erboven. Op die wanden worden projecties vertoond. De eerste scène opent met wat op een wereldkaart lijkt. Collega-recensent Peter Franken vertelt dat één van de latere beelden, een vrouw met geloken ogen, misschien een close-up van Heliane-vertolkster Annemarie Kremer, hem ook deed denken aan de officiële eerste, verhulde, niet pornografische verfilming van een vrouwelijk orgasme, in een film uit 1934 van Hedy Lamar.

Later zien we op de wanden slierten die aanvankelijk aan neuronen doen denken (en de gevangenis heeft ook veel weg van een psychiatrische kliniek), maar gaandeweg ook aan kometengruis en aan kosmische filamenten, de honderden miljoenen lichtjaren lange bruggen van sterrenstelsels waaruit het hele heelal is opgebouwd.

De engelen en misschien God en Christus zelf worden verzinnebeeld door een androgyne dansende figuur. Deze lijkt de twee protagonisten telkens te beschermen, tegen de heerser en tegen de massa, en voert het paar uiteindelijk mee ten hemel.

Nog een reden waarom Das Wunder der Heliane indertijd een kort leven was beschoren zijn de zangtechnische vereisten. Annemarie Kremer is in Duitsland een gevierde specialiste in het grootschalig expressionistisch operagenre van tussen de twee wereldoorlogen, zoals Das Wunder der Heliane. In kleding en gestiek is ze, als een prerafaëlitische Madonna, de perfecte belichaming van Helianes psychologische verscheurdheid. Zangtechnisch doet ze volmaakt recht aan Korngolds extatische verklanking van gevoelens.

Tilmann Unger, de vreemdeling, beschikt over een krachtige heldentenor-stem. Niet zo zoetgevooisd als je bij een jonge semi-heilige zou verwachten, maar Korngold heeft het met het orkestvolume dan ook niet altijd even gemakkelijk gemaakt om op zijn allersubtielst te zingen. In theatrale presence is hij wat kleurloos; in een gefilmd repetitiefragment zag hij er ‘naturel’ eigenlijk overtuigender uit. Maar in de tweede ontmoetingsscène van het paar in de rechtbank en in zijn sterfscènes weet ook hij weergaloos te ontroeren.

Darren Jeffery, die de heerser vertolkt, heeft een riante, volle bas-bariton en is ook een uitstekende acteur, die door de uitbeelding van het despotisch gedrag van de heerser heen ook diens tevergeefse liefde jegens Heliane laat zien. In die rol wordt hij geholpen door de vertolkster van Die Botin, de boodschapper, hier een soort politiek assistente. Zij heeft vroeger seks met hem gehad en is door hem aan de kant gezet vanwege Heliane, maar is hem loyaal gebleven, en vangt hem in deze enscenering aan het slot liefdevol op. Met haar fraaie karakter-mezzosopraanstem haalt Ursula Hesse von den Steinen alles uit dit personage dat anders gemakkelijk tot een onopvallende bijrol zou kunnen vervallen. Ook de kleinere rollen zijn prima bezet, zoals de rechter en de leden van de rechtbankjury, waarvan de vertolkers fraaie staaltjes ensemblezang geven.

Het slot van de opera, als het jonge paar ten hemel opstijgt, is een Wagneriaanse liefde door de dood. Minder Wagneriaans is dat de massa zich dan intussen ontdoet van de heerser. Regisseur Jakob Peters-Messer laat de massa zelfs het paar naakt achterna rennen, door een doorgang in het decor die ontstaat als de wanden en het plafond uiteen wijken. Maar één van de naakte personen blijft dood achter en achter in het decor zien we een koud glimmend buizenstelsel. Wil Peters-Messer hiermee aangeven dat werkelijke bevrijding een illusie is, zelfs een gevaarlijke illusie?

Foto: Marco Borggreve