Een ouder wordende artiest en zijn jonge bewonderaar delen het podium. Onder de vlag van Purper opereren al sinds 1980 vele ensembles in wisselende samenstelling. Purper-voorman van bijna het eerste uur, Frans Mulder, werkt in dit programma voor de derde keer samen met multi-instrumentalist Diederick Ensink. Ze staan samen op het toneel, maar eigenlijk is Brieven aan m’n hond een solovoorstelling van Mulder. Ensink is zijn muzikale begeleider, die meer dan voldoende ruimte krijgt om te laten zien dat hij van vele markten thuis is.

Het uitgangspunt voor deze voorstelling is de schat aan liedjes, die Frans Mulder in de loop der jaren ‘voor bijna de hele Nederlandse theaterwereld’ heeft geschreven. Ensink heeft er een flink aantal opgegraven uit de schoenendozen en multomappen van Mulder. Het resultaat is een pop-up programma, wordt ons verteld, waarin Ensink inzet vanachter zijn vleugel en Mulder vanachter zijn multomap zijn liedjes ‘voorzingt’ – een variatie op voorleest, en blijkbaar noodzakelijk, omdat hij vreest dat het geheugen hem soms in de steek zal laten.

De mannen zetten zichzelf neer als de oudere, ontspannen terugkijkende rot in het vak en de vaak bewonderende, soms geduldig luisterende jonge hond, die de verhalen uit de oude doos relativerende tegenkleur moet geven wanneer het allemaal wat te veel ‘opa vertelt’ wordt.

‘Ik lever al veertig jaar half werk’, aldus Mulder. Een tekst wordt immers pas een lied wanneer er muziek bij is gemaakt. Hij strooit gul de namen rond van de vele, begenadigde componisten die dat voor hem hebben gedaan. De fraaie liedjes die hij samen met Erik Brey, Martin van Dijk, Frans Elhart en Diederick Ensink maakte, blijken niet alleen de leidraad van deze voorstelling, maar ook van zijn leven.

Mulder is liedjes gaan schrijven om aan de slagerij van zijn vader te ontsnappen en een wereld te kunnen binnentreden waar hij naar verlangde en zich meer thuis voelde. De wereld van glitters en veren, van bewonderde diva’s als Josephine Baker, Adèle Bloemendaal en Ramses Shaffy.

Frans Mulder is het jongetje dat graag bij die wereld en die mensen wil horen. Een jongetje dat ‘niet wil winnen maar gewoon een beetje wil wandelen’. En dat is wat hij in deze voorstelling doet. Hij wandelt door het leven dat achter hem ligt, hij vertelt smakelijke anekdotes en weemoedige verhalen over de voorbije jaren. De jaren van vrije seks, geestverruimende middelen, mooie ontmoetingen met kleurrijke mensen.

Hij zingt zo nu en dan een hilarische, messcherpe bewerking van een bestaand lied, zoals ‘Mad about the boy’. Hoeveel woorden kan een mens laten rijmen op sirtaki? Hij spuugt ze allemaal uit, met zichtbaar en vilein plezier.

Maar vooral klinken zijn vele poëtische, beschouwende liedjes. Over dromen, kwetsbare helden, onvermijdelijke teleurstelling, angst voor oorlog, verdriet om wat verloren ging. Over dapper doorademen als je leven steeds minder groots en meeslepend wordt. Die liedjes zijn vakwerk. En hoe klungelig ze in deze ‘voorzingvoorstelling’, door al dat gehannes met die map en dat microfoonstatief, soms ook worden ingezet, ze staan overeind, nemen ons mee, ontroeren en troosten.

Foto: Merlijn Doomernik