Diederik van Vleuten is wat de Engelsen een ‘armchair explorer’ noemen. Vanuit zijn luie stoel reist hij de wereld over en door de tijd. Die reizen brachten hem onder meer in ‘Ons Indië’, de eerste wereldoorlog en het leven van Winston Churchill. Van Vleuten maakte daarover melancholieke, indringende en met humor doorspekte voorstellingen. Dit keer reist hij naar de maan, maar blijft hij ook dichterbij dan ooit, namelijk bij zijn vader, die dit jaar is overleden. Die leefde volgens het principe: Het doel van het leven is om jong te sterven en dat zo laat mogelijk te doen.

Broer Peter, met wie Diederik zijn leven lang innig contact heeft, drukt zijn jongere broer op het hart toch vooral geen imitaties en stemmetjes te doen in zijn speech op de begrafenis van hun vader. Dan moet hij zich wel verrekte inhouden, want ook vader had een goede Toon Hermans en Chriet Titulaer in huis. Voor de voorstelling Bouwjaar ‘61 die Van Vleuten over zijn markante vader heeft gemaakt, kan hij het natuurlijk niet laten, maar in de speech, die hij in de voorstelling voorbereidt, houdt hij zich in. Dan beperkt hij zich tot een aantal veelzeggende anekdotes, waarin hij ook op speelse wijze aantoont dat de geschiedenis van het geslacht Van Vleuten altijd nauw verbonden is geweest met de grote gebeurtenissen uit de wereldgeschiedenis. En dan is Van Vleuten op vertrouwd en geliefd terrein.

Het draait dit keer om de Apollo 11-maanmissie in 1969 met de astronauten Neil Armstrong, Buzz Aldrin en Michael Collins. Op het podium staat een anderhalf meter hoge replica van de Apollo 11. Eerst doet Van Vleuten het af als een impulsaankoop, maar hij moet bekennen dat hij er gewoon naar op zoek is geweest.

De echtheid van de maantrip wordt nog steeds door sommige dwaallichten als Thierry Baudet en Jandino Asporaat betwist. Van Vleuten herhaalt nog even de super komische manier waarop Geert Wilders de eerste daarom in de hoek zette en zelf neemt hij Asporaat voor zijn rekening met een zeer venijnige sneer. Want kom niet aan dat magische moment in de wereldgeschiedenis en de herinneringen die daar bij Van Vleuten aan hangen. Niet alleen de beelden van de maanwandeling, die Van Vleuten tijdens een vakantie in de Dordogne op een haperende televisie heeft gezien, hebben een diepe indruk op het bijna 8-jarige ventje (Bouwjaar ’61) gemaakt, maar ook de latere gedachten aan Michael Collins.

De derde man van de maanmissie draaide met zijn ruimtecapsule rondjes terwijl zijn twee collega’s op de maan wandelden. Bij elk rondje had Collins aan de achterkant van de maan bijna een uur geen contact met Houston Mission Control en dat maakte hem waarschijnlijk de meest eenzame mens. In een prachtig ingetogen liedje (met tekst van broer Peter) betoogt Van Vleuten dat het zalig moet zijn om zo nu en dan op aarde Michael Collins te zijn. Even volkomen rust, geen gezeik aan je kop.

Die Franse familievakantie in 1969 brengt Van Vleuten bij zijn vader, die zijn zoon de fanatieke liefde voor Asterix heeft bijgebracht en die er een zeer merkwaardige voorkeur voor ordening op na hield. Hij bedacht een volkomen, onpraktische, nieuwe indeling van de ijskast, hij vond het heel slim om de platen met de open kant van de hoes naar voren in de kast te plaatsen en stond erop dat de Michelin kaarten op alfabetische volgorde van Auvergne tot Provence in het laatje lagen. Die laatste maffigheid geeft Diederik de gelegenheid om weer achter de ingenieus ingebouwde piano te kruipen en een Toon Hermans-achtig liedje met veel Franse klanken te zingen.

Het waren dit soort trekjes en zijn zeer uiteenlopende talenten, waaronder fotografie en het zorgvuldig opnemen van geluiden zoals verkeer en kerkklokken en zijn maatschappelijke betrokkenheid, die de vader van Diederik een bijzonder man maakten. Hij is dik negentig geworden, maar in zijn hoofd altijd jong gebleven. De zoon heeft ook een logische verklaring voor het najagen van ordening door zijn vader. Hij was een oorlogskind en er was in zijn leven al zoveel wanorde in de wereld dat het in ieder geval in zijn eigen directe omgeving zo ordelijk mogelijk moest zijn, ook al ontbrak de logica daarvan weleens.

Door de herinneringen aan zijn vader borrelt bij de zoon de vraag op wat zijn eigen generatie de wereld heeft nagelaten. Als hij nu om zich heen kijkt, beseft hij dat die generatie wel heel goed is geweest is nalaten, maar niet zo goed in doen. Ondanks deze conclusie in mineur, zal de positieve herinnering aan deze geweldige avond met Van Vleuten heel lang blijven hangen.

Foto: Bob Bronshoff