Zo sta je in de Kuip, zo sta je in de Leidse Schouwburg. Stand-upcomedian en televisiepresentator Jandino Asporaat (1981) speelde afgelopen zomer samen met Najib Amhali voor een vol Rotterdams stadion, een primeur binnen de Nederlandse comedywereld. Nu toert hij met zijn soloshow Keihard weer langs de theaters. Gelukkig blijkt ook in de meer intieme setting van een schouwburg zijn ‘showbizz-cabaret’ prima te werken. Bovendien komt Dino, zoals zijn fans hem kennen, regelmatig scherp uit de hoek met grappen over racisme en gender.

De grote troef van Dino is zijn soepele interactie met het publiek. Ad rem reageert hij op alles wat er in de zaal gebeurt. Ook spreekt hij mensen persoonlijk aan en stelt ze directe vragen, of ze mogen even op het podium komen voor een kleine quiz. Zoiets wordt al gauw tenenkrommend, maar Dino weet dat te vermijden door het tempo hoog te houden en confronterend te zijn.

In een van de quizjes moeten twee witte mannen een aantal vragen beantwoorden waaruit blijkt of ze al dan niet een racist zijn. De uitkomst staat eigenlijk al vast, want eerder in de show heeft Dino de stelling verdedigd dat iederéén een racist is, of je nu wit bent of zwart (‘Witte racisten zijn alleen wat beter georganiseerd’). Des te spannender is het om de mannen te zien worstelen met de hun bij voorbaat toebedeelde rollen. Ze lachen, maar vooral uit ongemakkelijkheid.

Een zelfde soort ongemak ontstaat wanneer Dino een man en een vrouw die al vijfendertig jaar samen zijn los van elkaar vraagt: ‘Wat is voor jou de belangrijkste reden om vreemd te gaan?’ Bij de man reageert de zaal lacherig, bij de vrouw eerder wat gespannen en defensief. ‘Zie je die verschillen!’ roept Dino vervolgens. Zo stelt hij op een subtiele manier bestaande ras- en genderstereotypen aan de kaak.

Dino doet ook een aantal typetjes. Die zijn helaas minder sterk. Hij probeert een Duitser na te doen, maar beheerst zowel de stijl als de taal die deze act potentieel sterk zouden maken, niet goed genoeg om te overtuigen. Andere typetjes komen beter uit de verf, maar je vraagt je toch steeds af wat de toegevoegde waarde is. Dat geldt evenzeer voor de liedjes in de voorstelling, die tekstueel niet veel verder komen dan wat sentimentele clichés over de liefde. Voor die liedjes heeft Dino wel twee muzikanten meegebracht, waarmee hij een leuke interactie heeft. Samen met de flitsende lichteffecten creëren zij de showbizzsfeer die zijn cabaret zijn eigenheid geeft.

De wat matige typetjes en liedjes compenseert Dino uiteindelijk ruimschoots met zijn inhoudelijke scherpte en talent voor stand-up comedy. Hij heeft bovendien een hoge gunfactor doordat hij beschikt over een flinke dosis zelfspot. Hij spreekt openlijk over zijn angst voor dieren en de twijfel of hij wel een goede vader is. Hij durft zichzelf op het spel te zetten en dat levert eigenlijk altijd spannend cabaret op.