Voor veel mensen zal de naam Isabella Bird geen belletje doen rinkelen. Toch leidde deze vrouw in de negentiende eeuw een opmerkelijk leven. Als een ware Floortje Dessing reisde zij drie keer de wereld rond en haar gepubliceerde reisverslagen waren razend populair. Niki Romijn maakt over deze vrouw een intiem en gevarieerd theaterconcert.

Ze begint haar voorstelling met een exposé over de Victoriaanse tijd, terwijl de naamgeefster vanaf de achterwand toekijkt. Romijn, met grote witte negentiende-eeuwse pruik, schikt wat aan een paspop. Ze vertelt over het verstikkende keurslijf en de preutse, dubbele moraal. Een tijd waarin het tonen van een blote enkel niet door de beugel kon, maar ‘hysterische’ vrouwen met een bekkenbehandeling tot een orgasme werden gebracht. Maar ook een periode van grote sociale en economische verandering: de industriële revolutie, met al zijn nieuwe uitvindingen én zijn kinderarbeid.

Dit is de tijd waarin Isabella en Henriette Bird leven. Twee zussen, maar groter tegenpolen zijn nauwelijks denkbaar. Henriette was een huismus, schreef godsdienstige poëzie en zette zich in voor haar medemens. Isabella zocht het grote avontuur. Als zij, vanwege een ziekelijke gesteldheid, door haar vader naar familie in Amerika wordt gestuurd, ontdekt zij haar grote passie: reizen. Ze is op slag genezen.

In een periode waarin vrouwen geacht werden thuis te zitten en te trouwen, reist Isabella de wereld rond op zoek naar avontuur: Amerika, Hawaii, Australië, India, China. Ze raakt verliefd op Rocky Mountain Jim, een Canadese avonturier. Het wordt haar grote liefde. Maar trouwen? Isabella is wars van conventies, maar tegelijkertijd houdt ze zich altijd aan de heersende kledingetiquette.

Ze noteert haar reisverslagen in brieven aan haar zus, die ze met verbijstering, bezorgdheid en afkeuring leest. Als Isabella, op aandrang van haar stille aanbidder, huisdokter Bishop, de brieven publiceert, blijken haar verhalen een doorslaand succes. Er volgen zeven succesvolle reisbundels en uiteindelijk wordt Isabella als eerste vrouw toegelaten tot de prestigieuze Royal Geographic Society.

Met haar vierde soloprogramma Bird vertelt Niki Romijn een boeiend muzikaal verhaal, waarvoor zij zelf, met hulp van Jeremy Baker, de tekst schreef. Zonder stelling te nemen laat zij in een kleine twee uur zien dat beide vrouwen op hun eigen manier geluk zochten én vonden in een totaal verschillende levensstijl. Dat doet ze met een innemend theaterconcert waarin het verhaal geïllustreerd wordt met animaties en door haar zelf geschreven Engelstalige liedjes. Romijn begeleidt zichzelf op de elektrische piano. Ze wordt vergezeld door haar vaste bassist Erik Robaard en Rogier Voorvelt, die keyboards speelt en allerhande special effects uit zijn apparatuur tovert.

Romijn houdt in haar liedjes niet alleen de grote lijn vast. Soms kiest ze ervoor om een detail uit te lichten of een zijpad te bewandelen – het gedoe rond de Victoriaanse kledingetiquette, de eerste vrouwelijke Britse seriemoordenaar Mary Ann Cotton.

Die verschillende liedjes krijgen een mooie, passende muzikale invulling, variërend van meezingers, puntige popsongs tot uitgesponnen soundscape-achtige treurliedjes in het tweede deel. Een song over de industriële revolutie klinkt bijna als de industriële popmuziek uit het begin van de jaren ’80. Een liedje over Isabella’s grote liefde Rocky Mountain Jim wordt een met knauwend accent gezongen country deuntje. En de invloed van Kate Bush, over wie Romijn eerder een voorstelling maakte, is in diverse songs merkbaar.

Niki Romijn heeft een interessant verhaal te vertellen, maar is niet iemand van het grote gebaar. Ook de regie van Rien Kroon is ingetogen gehouden. Witte lakens over het instrumentarium symboliseren de reislust en voortdurende uithuizigheid van Isabella. Een kleine vogelkooi op de piano verbeeldt het keurslijf én de gewenste vrijheid van de Victoriaanse zussen Bird. Dat kooitje is bijna exemplarisch voor deze voorstelling. Het heeft een bescheiden plek, maar als je goed kijkt en vooral luistert komen er fraaie geluiden vandaan.

Foto: Henk Jan Kamerbeek