Voor het eerst speelt Toneelgroep De Horde in theater Het Badhuis in Nijmegen, en wel een bewerking van Biografie van een vlieg, een van oorsprong verhaal-in-een-wandeling van de Nijmeegse auteur Jaap Robben. Wat op de flyer aangekondigd wordt als hartverwarmende familievoorstelling, wordt een subtiele, donker-komedische en poëtische vertelling. In driekwartier vliegt theatermaker en acteur Rosita Segers in deze solovoorstelling door de 23 dagen die het leven van Vlieg lang is.

Het verhaal is slim en scherp verteld. Het vertelperspectief is behouden; Segers schakelt vlug tussen verteller, Vlieg en zijn nukkige vriend Buizerd. Het spel van Segers is interessant; haar toon is laconiek en gehaast. Een scène, aangeduid met ‘dag’-zoveel, begint even vlug als die weer over haar schouder wordt weggeworpen. Hierdoor is het gemakkelijk het verhaal in te stappen. De verteller is zich samen met het publiek ook bewust van de grillen van de personages. Er ontvalt Segers tussen de regels door af en toe wat gemompel, waarmee ze tegen het publiek lijkt te zeggen: ’tja, ik weet het ook niet’.

Het is bewonderenswaardig dat de taligheid van de originele tekst is behouden. Complexe zinnen bouwen precieze, weelderige beelden waar de literator zijn vingers bij aflikt. (Aan het eind van het leven van Vlieg bijvoorbeeld. Na een onverwachtse intimiteit met Buizerd, vliegt hij herhaaldelijk tegen het woonkamerraam waar een schermlamp achter lonkt (Bam. ‘O, ja.’ Bam. ‘O, ja.’) en laat hij zich bijna verleiden door een nog vloeibare strook penetrant ruikend asfalt. Of hoe Buizerd niet in staat is iets tussen ‘leven en verstarde dood’ te zien. Om maar wat te noemen.)

Segers snelle spel zit de tekst soms iets te veel in de weg om de kracht van de taal op het publiek in te laten werken. Prachtige zinnen landen niet allemaal, alsof het niet zoveel uitmaakt dat ze gehoord worden. Hierdoor is het soms moeilijk in contact te blijven met de wereld die zo subtiel is ingekleed. Er wordt daarentegen veel tijd besteed aan fysieke komedie, absurde momenten, bijvoorbeeld als Vlieg voor het eerst zijn puberale, spastische seksdrift haast niet weet te controleren. Daarmee speelt Segers misschien iets te veel op de flauwe grap.

Wat daar tegenover staat is prachtig, poëtisch theater, waarin rolletjes tape, een fietslampje, een groot wit doek, een flightcase en een verrijdbare steiger, genoeg middelen zijn om een magische, zwart-komische wereld mee op te bouwen. Niets overschreeuwt of wordt sentimenteel gemaakt. Ook de muziek bestaat uit niet meer dan een aantal hummende stemmen en voegt daadwerkelijk wat toe aan de naderende spanning van het einde van Vliegs al zo korte leven. Noemenswaardig is ook het lichtontwerp van Bogi Bakker, die het decor met behulp van spots voorziet van dynamische perspectieven en de houtje-touwtje esthetiek tot leven wekt.

Hartverwarmend, zoals de flyer meldt, is de voorstelling niet. Ontroerend misschien. (Zoals, toch even noemen, de eerste seksuele ervaring van Vlieg achter een glasbak met een nogal onverschillige bedpartner.) Maar in de subtiele poëzie van de beelden schemert eerder een bepaalde scherpte door, Segers lijkt zowel te zeggen ‘vergeet wat ik zeg’ als ‘luister goed’ en ieder motief van het verhaal heeft met minimale middelen een krachtige theatrale uiting gevonden.

Er schuilt melancholie onder de korte voorstelling. Wat blijft hangen is de tevergeefse poging van Vlieg om te nestelen, en zijn gevoelige karakter, te gevoelig voor een wereld waarin ‘iedereen alleen maar haast heeft om eten te vinden’. Daarop volgt Vliegs onontkombare, onheroïsche dood. Wat prachtig wordt dat verteld, klein, onsentimenteel, wijzend naar een stukje tape op een flightcase: de verdorde pootjes die zijn eigen lichaam misschien lijken te willen omarmen, of misschien ook niet. En Buizerd, die beseft dat Vlieg hem het gevoel van samenzijn heeft laten voelen, eet hem onomwonden op. De hoop, de poëzie van deze voorstelling, zit in het fietslampje dat langzaam de weg van Vlieg in Buizerds slokdarm aflegt.

Foto: Edwin Smits