Tijdens het lezen van de programmatekst bij Deus nos acudi is het onvermijdelijk aan het begrip ‘habitus’ herinnerd te worden, zoals dat zo’n veertig jaar geleden gedefinieerd is door de Franse socioloog Pierre Bourdieu: het is het geheel van waarden en gedragingen die je onbewust opdoet in het milieu waar je geboren wordt en dat je voor de rest van je leven meedraagt.

De Mozambikaanse choreograaf en danser Pak Ndjamena heeft dit thema al eerder behandeld in een dansfilm en in dat kielzog presenteert hij tijdens Afrovibes Festival de theaterversie. Bij hem is het thema losgeweekt van de oorspronkelijke context, die zich concentreerde op maatschappelijke klassen en standen, en trekt hij het door naar een meer alomvattend cultureel verschijnsel dat zich op alle terreinen manifesteren kan: in religieuze dan wel aan strikte gewoontes gebonden kringen, in een stadse dan wel landelijke omgeving, in een familie, in een ethnie. En dat doet hij in dansvorm.

Het begin intrigeert: met zijn hoofd verpakt in een witte singlet, start hij laag bij de grond, als een mol, worm of vergelijkbaar wezen dat wroetend zijn weg naar de oppervlakte zoekt. De kleine bewegingen die hiermee gepaard gaan, worden allengs groter en ruimer, totdat uiteindelijk het cocon afgeworpen wordt en de danser zich in volle lengte manifesteert.

Rechts op het verder lege toneel staat een bovenmaatse, welhaast iconische houten tafel met daarop een boek dat we – zoals snel blijkt terecht – interpreteren als een bijbel. Dat boek, en vervolgens de hele tafel, wordt bedekt met een dikke laag wit poeder, als een reusachtige blanco pagina die wacht om beschreven te worden.

De danser manipuleert de bijbel en loopt naar achteren terwijl hij telkens opnieuw snel en met beide handen kruistekens slaat, zoals katholieken gewoon zijn te doen. Als hij dan weer bij de tafel staat, geeft hij met zijn voorhoofd een harde klap op de bijbel en dat is de inleiding tot een sequentie waarin de bijbel letterlijk zijn hersens in gestampt wordt. Heeft god ons dan werkelijk geholpen, zoals de titel van de voorstelling beweert?

Veel van de sequenties in de voorstelling hebben een soortgelijk gewelddadig karakter. In het algemeen doet het bewegingskarakter van de choreografie regelmatig denken aan een psychose: welhaast verkrampte gebaren die elkaar snel opvolgen, vaak met armen en handen dicht tegen het lichaam.

In een later deel wordt de tafel, na gebruikt te zijn als altaar, behandeld als een slagwerkinstrument. De danser, inmiddels met torso bedekt door hetzelfde witte poeder als de tafel, bespeelt deze met herhalende ritmische patronen. In veel streken doorheen het hele Afrikaanse continent is wit de kleur van de voorouder(geesten) en deze sequentie lijkt te refereren aan rituelen, ceremonies of liturgieën die van jongs af aan onderdeel zijn van de samenleving in zijn omgeving: af en toe tilt Ndjamena het hoofd op en lijkt het of hij luistert naar een spiritueel antwoord op zijn slagwerk.

In een plotse overgang loopt de danser met een microfoon pardoes de zaal in en begint hij twee bijna dezelfde maar toch niet helemaal identieke vragen steeds opnieuw te stellen aan willekeurige toeschouwers. Het is een welkome doorbreking van het overigens redelijk beperkte dansidioom. Toeschouwers die later met de vragen benaderd werden, hadden meer tijd gekregen om te reageren op de bedoelde provocatie en gaven meer doordachte antwoorden, maar als actie had het verder geen gevolg. Na dit tussenspel keerde de danser terug, om opnieuw en nu geheel bedekt met het witte poeder zijn gespannen signalen uit te zenden.

Tegen het eind produceert hij een gezichtsmasker waarmee hij, staand op de tafel, een intrigerend beeld creëert. Het voelt als een statement over hoe de ingesleten waarden en gedragingen ook tot een masker samengebald kunnen worden. En is het masker dan het object dat maskeert of juist het object dat openbaart?

Deze zaalversie maakt wel nieuwsgierig naar de schermversie, die door kader en uitsnede misschien helderdere en in elk geval compactere beelden creëert, die een meer gericht appel kunnen doen op de toeschouwer.

Foto: Ivan Barros