Wendy Lubberding (1973) studeerde Engelse Literatuur en Theaterwetenschap. Ze is werkzaam als vertaler en tekstschrijver, en schrijft sinds 2014 voor Theaterkrant over dans en teksttheater.

Noem je jezelf recensent of criticus?

Bij een recensie denk ik aan wat ik in de krant zie: kort en sec, alleen over de voorstelling. Bij Theaterkrant mogen we specialistischer zijn. We krijgen meer ruimte om het universum dat een maker schept in te duiken. Onze stukken mogen de bredere ontwikkeling meenemen, de taal mag specifieker en persoonlijker zijn. Toch zegt een kritiek in mijn ogen meer over die wereld. Een criticus werkt meer opbouwend, trekt bredere lijnen en schetst een groter plaatje. Ik zie mezelf wat dat betreft eerder als recensent. Gelukkig biedt Theaterkrant me wel de ruimte en de kans om criticus te zijn als ik dat zou willen.

Hoe ken je de sterren toe?

Het liefst zou ik altijd zonder sterren schrijven. Er zit zo veel werk in een voorstelling: van de makers, de spelers, de scenografen. Overal hebben ze over nagedacht. Dat maken vraagt inzet en moed. En ik zet me in om te kunnen kijken en schrijven, en dan moet ik al dat werk afdoen met een paar sterren. Het suggereert dat je een lijstje afvinkt. Maar het is een kunstwerk, geen schoolopdracht! Een voorstelling is iets kwetsbaars en dat valt voor mij niet samen te vatten in een cijfer.

Hoe beoordeel je een voorstelling?

Als ik naar een voorstelling ga, kijk ik of zo’n werk mij een nieuw perspectief biedt op de wereld. Of dat een maker iets zo weet te vatten, dat je er dan pas achter komt dat je het zo wou uitdrukken. Het is een cliché, maar wanneer een voorstelling je blik doet kantelen vind ik dat heel veel waard.

Hoe ga je om met de vertaalslag van dans naar tekst?

In het begin vond ik het pittig om over dans te schrijven. Ik had tot dan toe alleen ervaring met teksttheater. Om het werk en de makers zo veel mogelijk eer aan te doen, besloot ik zo goed mogelijk te gaan kijken, om vervolgens te beschrijven wat er gebeurde en hoe het mij raakte. Toch zat dat me niet helemaal lekker. Een paar jaar terug deed ik een opleiding bij het Domein voor Kunstkritiek, waar we aan het werk gingen met choreograaf Guilherme Miotto. Op een gegeven moment zei hij: ‘Wij maken iets met ons materiaal, beweging, het lichaam, en jullie kunnen dat met jullie materiaal, de taal. Als het gaat om schrijven over dans wil ik dat mijn werk een vonk is, zodat bij jou de woorden komen. Schrijven is jouw vorm om je te uiten en dans de mijne.’ Dat was echt een omslagpunt. Het hielp me met mijn gêne over het schrijven.

Voor wie schrijf je?

Voor iedereen die mijn recensies lezen wil. Voor de mensen die nog naar de voorstelling willen, of die zijn geweest en zich afvragen of er iets over geschreven is, en toch ook voor de makers om met ze te delen wat zo’n voorstelling met iemand in hun publiek deed. Dus schrijf ik ook voor mezelf, om mijn gedachten zo geordend en gestructureerd mogelijk op papier te zetten. Ik wil een werk niet tekort doen door gelijk te roepen dat het verschrikkelijk is.