In elf zeecontainers verspreid over het festivalhart van Over het IJ presenteren jonge makers kort nieuw werk. Het levert zoals elk jaar een grote veelzijdigheid aan voorstellingen op. En terwijl collega Sander Janssens aan het bijkomen is van zijn achtbaan langs duister ervaringstheater, sprookjesachtig objecttheater en vrolijk vechttheater, maak ik een reis van de NSDM-werf naar de zon. En weer terug.

Met drie onbekenden zit ik aan een kleine tafel in een zeecontainer. Op de tafel ligt voor ieder van ons een script. In Een script voor vier personen van Rob Smorenberg is het aan ons. We slaan de eerste bladzijde open en lezen de tekst hardop voor. Eerst een monoloog, dan ontvouwt zich een dialoog en ten slotte een koorstuk. Daarmee initieert Smorenberg een theatrale ontmoeting tussen vier onbekenden die, in een kwartier, een gezelschap vormen die dit script tot een goed einde moet brengen. Inclusief muziek, licht en ons eigen slotapplaus.

Daarbij is het ‘hier’ van de container en het ‘nu’ van dit tijdsbestek een belangrijk uitgangspunt, zowel in de tekst die voor ons ligt, als in de ontmoeting die ontstaat. Daarnaast wordt in de tekst een interessant gegeven aangestipt, wanneer de vierde persoon die tot dan toe nog geen tekst had, wordt aangesproken. Deze ‘stille persoon’ spreekt geen woorden uit die haar in de mond worden gelegd en is daarmee het meest zichzelf. Was deze boeiende omkering binnen het theatrale concept meer uitgewerkt, dan had dat de performance meer gelaagdheid gegeven.

Ook Cassandra Onck maakt van haar container uiteindelijk een ‘hier en nu’. Haar This Is All Happening Right Now is een muzikaal duet tussen haar stem en live webcambeeld van over de hele wereld. Met een druk op de knop zijn we aan zee, staan we op Times Square of kijken we naar een druk kruispunt in Tokyo. In de performance experimenteert Onck op verschillende manieren met het laten samenvallen van haar stem met het beeld. Het is een poging om ons – voor een moment – deel uit te laten maken van een andere plek en ons verbonden te laten zijn met de mensen daar. Uiteindelijk keert Onck toch terug naar het echte ‘right here, right now’ van de container. In deze ruimte en in deze tijd hebben we dit met deze mensen samen meegemaakt. Het idee achter de voorstelling is interessant en treffend voor deze tijd. Maar de uitwerking is net even te rommelig en te gehaast om echt meegenomen te worden. Daardoor beklijft de performance uiteindelijk niet.

Eenzelfde euvel treft De nutteloze massa van Gerbrand Bos. Bij deze ‘interactieve happening’ – die uiteindelijk niet zo interactief is – is één zijde van de container opgemaakt en voorzien van een gordijn van dikke, ondoorzichtige lamellen. In die lamellen zitten kijkgaten die een blik bieden op het festivalhart. Via een koptelefoon horen we een soundscape en de voice-over van een Siri-achtige dame belooft ons dat een bepaalde order naar ons onderweg is. En inderdaad zien we op een gegeven moment drie performers opduiken tussen het argeloze festivalpubliek. Ze dragen zwarte shirts met witte horizontale en verticale streepjes, als een soort grid. Op hun rug dragen ze grote, vierkante tassen met hetzelfde zwart-witte grid. Als een soort Deliveroo-bezorgers van de toekomst dwalen over het festivalhart tussen de argeloze mensen.

De nutteloze massa is met het gegeven van gluren over het terrein, waar performers en bezoekers elkaar kruisen, een mooie aanzet tot een boeiende performance. Maar ook hier mist nog de nodige uitwerking, waardoor je als toeschouwer weinig vat krijgt op waar je nu naar zit kijken en waardoor de performance niet genoeg vervreemding of poëzie tegenover de alledaagse gang van festivalzaken zet.

Na de blik op de wereld, de blik op elkaar en de blik op het festivalhart geworpen te hebben, laat Cees Walburg Schmidt in Artaud gaat dood de blik van de toeschouwer op een heel andere manier inzoomen. We kruipen dicht tegen elkaar aan op de bankjes in de container en kijken naar een man in zijn bed, vermoedelijk zijn sterfbed. Hier stort Walburgh Schmidt een monoloog als een stortvloed over ons heen. Wat begint bij het moeten leren van het alfabet aan het eind van je leven wordt een woordentrip met flarden uit het gedachtengoed van de theatervernieuwer Antonin Artaud en allerlei associaties.

Er is – geheel in de geest van Artaud – nauwelijks vat op te krijgen, maar Walburgh Schmidt loodst ons met zijn luchtige tekstbehandeling en transparante speelstijl er schijnbaar moeiteloos doorheen. Walburgh Schmidt heeft daarbij het bijzondere vermogen om van deze container een afgesloten tijd en ruimte te maken. Alsof er niet buiten een festival is losgebarsten tijdens een zonovergoten zomeravond. Alsof de tijd stilstaat en tegelijkertijd door onze handen glipt.

Maar de meest verre en bijzondere reis maak ik tijdens de audio-installatie O – Het ultieme hoorcollege over de zon van Pleun Peters en Suze van Miltenburg. Ik neem plaats in een ligstoeltje in een volkomen verduisterde container met acht anderen die ik niet meer zie maar van wie ik weet dat ze er moeten zijn. We luisteren naar een tekst die meandert langs wetenschappelijke wetenswaardigheden over het heelal en de zon, filosofische gedachten over tijd en het ‘o’ als niets, en observaties van een veranderende wereldbol gezien vanuit de kosmos.

Al deze welbespraaktheid brokkelt uiteindelijk af in steeds kleinere deeltjes. Zinnen worden woorden, woorden worden lettergrepen, worden klanken om te eindigen in letters: de atomen van de taal. Het laatste dat we horen is een ‘o’, de klank die de cirkel, de zon, de oneindigheid omvat, maar ook het element zuurstof als het begin van het leven. Het leven dat aan het eind van de voorstelling weer voorzichtig zichtbaar wordt in een ontroerend slotbeeld van voorbij flanerende festivalgangers met biertjes en teenslippers. We zijn weer op de werf.