Oorspronkelijk Nederlands musicalmateriaal ontstaat nagenoeg altijd vanuit een (commerciële) producent. Die heeft een idee voor een nieuwe productie en zoekt daar vervolgens mensen bij die dat moeten gaan maken. Voor een onderzoeksproject aan de Fontys Academy of the Arts sprak musicalonderzoeker Sanne Thierens met musicalmakers die juist niét dit traditionele pad bewandelden. Zij maakten een nieuwe musical als collectief, met meerjarige subsidie of juist geheel belangeloos in de marge. Zij klopten met hun idee bij een producent aan in plaats van andersom of zaten in de ongebruikelijke situatie dat ze de volledige artistieke vrijheid van hun opdrachtgever kregen. Bij elkaar geven de gesprekken een beeld van actueel oorspronkelijk Nederlands musicalrepertoire dat ontstaat vanuit de makers zelf. Deze, laatste week: Anne van de Wetering, die het script en de liedteksten schreef voor Antropoceen van Club Gewalt

Antropoceen is de eerste musical van muziektheatercollectief Club Gewalt, bestaande uit Gerty Van de Perre, Amir Vahidi, Suzanne Kipping, Robbert Klein, Loulou Hameleers, Sanna Vrij, Rick Mouwen en Anne van de Wetering. Het collectief maakte de musical in een tijdsbestek van ongeveer een jaar, in coproductie met O. Festival en met steun van het Fonds Podiumkunsten, de gemeente Rotterdam, Fonds21 en de Stichting Bevordering van Volkskracht.

Een musical over het antropoceen, waar kwam dit idee vandaan?
‘We wilden een musical maken over iets waarvan het onmogelijk is een musical te maken. In veel musicals, en ik generaliseer nu, wordt de werkelijkheid gepresenteerd als een simpel verhaal, terwijl de werkelijkheid complex is. In Disneymusicals bijvoorbeeld wordt een prinses verliefd op een prins en uiteindelijk komt alles goed. Die narratieve mal wilden we gebruiken om iets heel complex in te stoppen.

Als onderwerp kozen we het antropoceen, het geologisch tijdperk waarin de invloed van de mens zichtbaar is geworden. De opdracht aan onszelf was om de hele geschiedenis van de mens in een musical te vatten, met een protagonist die obstakels moet overwinnen om ergens te komen en een antagonist – een beetje de formule van de heldenreis. We kozen voor een traditionele opzet van een musical met een ouverture, en opening, een lied van de slechterik, een accumulatie van problemen en uiteindelijk een ontknoping.

Daarbij wilden we muziek inzetten om het publiek één kant op te sturen, ze iets te laten voelen en ze vervolgens een klap in het gezicht te geven en wakker te schudden. Zoals dat mij overkwam bij het zien van Was Getekend, Annie M.G. Schmidt. Op het einde klonken daar een paar opeenvolgende akkoorden die je helemaal een emotie in trokken. Je bent je bewust van wat er technisch gebeurt, maar bent er niet tegen bestand. Dat vind ik heel vet. Dat technische ambacht is iets dat je kan gebruiken.

Een andere reden voor ons om een musical te maken was omdat er destijds een gesprek gaande was in de sector over de ontwikkeling van nieuwe musicals. In 2019 werd naar aanleiding van het sectoradvies van de Raad voor Cultuur een paneldiscussie georganiseerd met Joop van den Ende en Sanna Vrij. Wij dachten toen: we kunnen iets bijdragen aan de ontwikkeling van het genre, we hebben de capaciteiten ervoor en een idee van hoe het moet.

Hoe verliep het maakproces?
Antropoceen begon met het schrijven van een Kunstenplan in 2019. We hadden een aantal dagen om te bespreken hoe we als organisatie duurzamer met elkaar konden werken en welke projecten we wilden doen. We hadden al langer de ambitie om een musical te maken op onze voorwaarden. Dat betekende: artistiek inhoudelijk, met muziek die wij vet vinden over een onderwerp dat ons interessant leek en uitgevoerd door onszelf. Dat laatste omdat alle performers van Club Gewalt geschoold zijn in musical en er een grote wens was dat vocale ambacht in te zetten.

Vervolgens hadden we een jaar de tijd om Antropoceen te ontwikkelen. Dat was heel vet en heeft veel opgeleverd. Muzikaal is het een megacool werk geworden met veel lagen in de muziek, een boog in de compositie en een narratieve ontwikkeling. De sound en arrangementen zijn typisch Club Gewalt. We hebben het weleens omschreven als hyperpop, het geluid van het internet. Er worden veel synthesizers, samples en autotune gebruikt.

Het maken en spelen van Antropoceen vonden we ontzettend leuk. We hebben nu één keer dat onderzoek gedaan naar het maken van een musical en we hebben het gevoel dat we daar nog meer in te ontdekken hebben. Ik vond het bijvoorbeeld geweldig om een plot te ontwikkelen. In 2024 gaan we daarom weer een nieuwe plotgedreven musical maken. Het wordt een kerstmusical voor onze feministische punkband Herr Hamersterfleisch, die gaat over wit feminisme en mieren. Daarvoor hebben we een fascinatie ontwikkeld toen we ergens heel coole mierenkostuums zagen. Nu willen we daar iets mee doen, super random. Onze werkwijze is om te werken vanuit persoonlijke fascinatie, in plaats van te bedenken wat een publiek leuk zou vinden. En vanuit de ambitie iets te leren.’

Hoe was het om als collectief te werken?
‘We wilden Antropoceen maken op een traditionele manier: eerst het libretto, dan een compositie en dan arrangementen. Dat hoorde voor ons bij het genre musical en we wilden zien wat dat op zou leveren. Voor ons was dat de ervaring om voor het eerst met een plot te werken. Waar we ook snel achter kwamen is dat collectief maken in dit geval moeilijk was. Enerzijds was het nodig om ruimte te geven aan individuele stemmen, anderzijds was er de wens van het collectief om zich overal mee te bemoeien. Dat botste, we hebben veel conflict gehad. Ik was bijvoorbeeld op zoek naar hoe je het dekolonisatieperspectief meeneemt in het gegeven van het antropoceen. Dat veronderstelt dat de uitbuiting van de aarde te maken heeft met de uitbuiting van de mens. Dit wilde ik in een metalaag verwerken. Vanuit de regie en het collectief was er echter de wens om het niet meta te maken. Achteraf denk ik dat ik daar meer ruimte had moeten innemen.

Je kan in Antropoceen onze individuele stemmen herkennen. Zo zit er een onduidelijke, vage passage in over de medemens, die duidelijk een compromis is. Als we dit proces zouden overdoen, zouden we het traditioneler houden van opzet. Toch heeft het collectief bespreken van het materiaal ook veel gebracht. Er moest bijvoorbeeld een duet komen tussen de oceaan en de vulkaan. Dat schreef ik in eerste instantie heel plat met teksten over de liefde. Ik merkte: dit is het niet, het was een beetje cringe. De tweede versie ging niet meer over de liefde, maar bestond uit veel feitelijke informatie die door de personages werd gezegd. Muzikaal klonk het als een liefdeslied. Door die tegenstelling werd het vet. Hetzelfde met de vulkaan: zijn vocabulaire was eerst heel cool, jong en met straattaal. Op het moment dat hij ook een hiphop/rap-achtig geluid kreeg, werd het totaal ongeloofwaardig. Toen ik de taal neutraler maakte werkte het weer. Zo moesten we er gezamenlijk achterkomen hoe je verschillende elementen op spanning zet met elkaar.

Ook het maken van het lied ‘Massa-Extinctie’ was leuk omdat het echt een samenwerking was tussen mij en Amir. Amir bedacht een themaatje en zei dan tegen mij: “oké, nu heb ik zoveel lettergrepen nodig” en dan moest ik binnen dat aantal lettergrepen iets bedenken over wat de Atlantische Golfstroom zou kunnen zeggen over zijn uitsterven. Ik vond het heel leuk om binnen zo’n rigide kader creatief te mogen zijn –eigenlijk zelfs makkelijker dan wanneer alles kan.

Welk publiek hadden jullie in gedachte bij het maakproces?
Naar Antropoceen zijn veel mensen van Codarts Muziektheater Roterdam komen kijken. Ik denk dat we Antropoceen ten dele voor hen hebben gemaakt: mensen die zelf in het musicalwerkveld actief zijn en de ambitie hebben om het concept musical op te rekken. Onze doelgroep bestond uit liefhebbers van musicals en makers van experimentele musicals in Nederland. Het publiek daarvoor is zich nog aan het ontwikkelen. Het gat tussen experimentele musicals en spektakelmusicals is inhoudelijk en vormelijk best groot.

Musicals bereiken een groot publiek. We geloven heel sterk in de kracht van verhalen en het collective imaginary dat door die verhalen wordt gevormd. Het zou goed zijn als musicals gaan over de wereld van nu. Met onze musical willen we iets toevoegen aan de verhalen die tot ons komen en daar de wereld mee vooruit helpen. Ik mis in het musicallandschap nog een plek waar het commerciële en publiek gefinancierde circuit elkaar kunnen ontmoeten en er ruimte is voor kritisch discours. Aan dat soort intersecties heb ik behoefte, al moet het ook verder gaan dan alleen een gesprek. Wijzelf begeleiden musicalcollectief de Amazones regelmatig. Ik vind het belangrijk om onze kennis door te geven aan een nieuwe generatie musicalmakers.’

Hoe reageerde het veld op de voorstelling? 
Van Antropoceen hebben we geleerd dat inbedding meespeelt. Als je serieus genomen wil worden door de musicalwereld moet je je partners daar dus op uitkiezen. Zodra je een partner hebt als DeLaMar West of een commerciële musicalproducent geeft dat legitimiteit. Onze partners waren het O. Festival, Fonds 21 en het Fonds Podiumkunsten. Het enige “musical” aan ons was dat de spelers die meespeelden aan Codarts Muziektheater hadden gestudeerd en Antropoceen een musical was. Ik heb het idee dat we daardoor enigszins gewantrouwd zijn in onze oprechte poging om een musical te maken. Dat kregen we ook terug toen we speelden in DeLaMar West, en daarvoor nog bij het verkopen van onze voorstelling. Een theater wilde Antropoceen niet programmeren omdat het als parodie werd beschouwd. Dat op zichzelf is interessant, want in musicals wordt superveel geparodieerd.

Toen we ons wilden aanmelden voor de Musical Awards kregen we ondanks herhaaldelijke pogingen geen contact en zijn we geghost. Ik denk dat aan onze oprechtheid werd getwijfeld als buitenstaanders zijnde. We vinden dat het musicalgenre in Nederland een kritische ontwikkeling mag meemaken. Maar we hebben nooit een grap willen maken van musical. Daarvoor zit er veel te veel werk in. We hebben een verhaal verteld met een doorgecomponeerde compositie die refereert aan bestaande musicals, ambachtelijk uitgevoerd door spelers die dat kunnen – dus niet “lalala de musical” door acteurs die niet kunnen zingen, wat heel vaak gebeurt.

We weten nu hoe je een musical maakt. We gaan voor onze nieuwe musical daarom geen autoriteit van bovenaf halen maar met peers werken. Het wordt de kerstproductie van Theater Walhalla, gefinancierd uit hun sponsoring. Onze producties zijn veel te duur om op uitkoop te spelen, we leggen veel subsidie toe. Ik denk dat wij ook iets meenemen uit onze subsidie en aanvullende fondsen gaan werven, bijvoorbeeld bij de VandenEnde Foundation.

Foto: Bart Grietens