De Raad voor Cultuur organiseerde gisteren een bijeenkomst over de toekomst van musical, naar aanleiding van hun sectoradvies ‘Later is allang begonnen: Het muziektheater van de toekomst’. Onder leiding van voorzitter van de Raad voor Cultuur Marijke van Hees discussieerden een panel en het publiek over een plek voor genreontwikkeling binnen musical en de rol van theaters daarin.

Het sectoradvies muziektheater dat de Raad voor Cultuur in januari lanceerde, leidde tot een veelvoud aan reacties uit de musical(theater)wereld. De boodschap ‘meer aandacht voor musical’ kon rekenen op veel bijval, en daarom ging de Raad in het Allard Pierson Museum in Amsterdam in gesprek met een stuk of vijftig makers, acteurs, docenten, producenten en onderzoekers uit het veld. Peter Noten van Theater aan het Vrijthof, muziektheatermaker Sanna Vrij (Club Gewalt), theaterwetenschapper Bart Dieho, actrice Naomi van der Linden en producent Joop van den Ende vormden het panel dat zich als eerste mocht buigen over de vraag hoe de toekomst van musical vorm zou moeten krijgen.

Dieho pleitte voor een tweede emancipatiegolf voor musical, waarbij het musicalveld, het musicalbeleid en de musicalwetenschap actiever samen zouden werken. Hoewel de meningen in de zaal verschilden over de noodzaak van verdere emancipatie, bleek ook uit de uitspraak van Vrij dat er nog een slag te slaan is: ‘Ik zit in de fringe tussen opera en musical. Kort door de bocht gezegd: als ik het musical zou noemen, zou ik er minder snel subsidie voor krijgen.’ Vrij benadrukte het belang van het blijven praten met elkaar over musical en dat gesprek verder te ontwikkelen, onder andere door in musicalrecensies meer aandacht te besteden aan de muziek.

Van der Linden legde de nadruk op de noodzaak van het vertellen van nieuwe, diverse verhalen voor een breed publiek. ‘Ik denk dat we in Nederland onze eigen, Nederlandse stem moeten zoeken.’ Daarvoor zou het nodig zijn om een infrastructuur te creëren voor talentontwikkeling van regisseurs, librettisten, schrijvers en componisten. Van der Linden gaf aan nu regelmatig concessies te moeten doen wegens gebrek aan subsidie, bijvoorbeeld aan de muziek. Maar bij musical heb je alle disciplines nodig.

Van den Ende was het eens met Van der Lindens pleidooi, maar plaatste vraagtekens bij de uitvoering ervan. Van den Ende mist in Nederland een infrastructuur van productiehuisjes in de buurt van musicalopleidingen waar voorstellingen gemaakt kunnen worden die geen 200 of 300 keer hoeven te spelen, maar die 25 dagen te zien zijn zonder dat er te veel druk op ligt. Die plekken zouden een stadium kunnen vormen tussen de opleiding en de theaters. Volgens Dieho zouden het interdisciplinaire plekken moeten zijn waar door uitwisseling een meer hybride ontwikkeling plaats kan vinden, terwijl Van den Ende pleitte voor een een plek waar veel kennis aanwezig is over musical in het bijzonder.

Een vraag die rondging was of theaters een rol moeten spelen bij genreontwikkeling. Noten merkte op dat theaters vaker een producersrol op zich nemen, waardoor producties kunnen ontstaan dankzij de steun van een of meerdere theaters – denk aan Het Pauperparadijs en Het Verzet Kraakt. Als er subsidie zou komen, zou er een groter vangnet zijn om dat soort producties te faciliteren – een idee dat bovendien mooi aan zou sluiten op het pleidooi van de Raad voor Cultuur om met de stedelijke regio samen te werken.

Genoeg stof tot nadenken dus. Buiten kijf staat dat de Raad voor Cultuur zelf geen geld kan genereren; zij heeft een adviesfunctie waarin ze de minister adviseert hoe het geld besteed zou kunnen worden. Of en hoe subsidie voor musical er daadwerkelijk komt, is dus nog even afwachten.

Foto Op hoop van zegen – De Graaf & Cornelissen Entertainment: Roy Beusker